ECLI:NL:RBAMS:2024:1245
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in kort geding over terugverhuizing van een minderjarige naar Zuid-Afrika
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw over de terugverhuizing van hun vierjarige kind naar Nederland. De vrouw had met het kind op 16 december 2023 naar Zuid-Afrika verhuisd, waarna de man vorderingen indiende voor terugverhuizing en omgangsregelingen. De vrouw voerde verweer en stelde dat de Nederlandse rechter onbevoegd was, omdat het kind zijn gewone verblijfplaats in Zuid-Afrika had. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) 2019/1111 en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter concludeerde dat de gewone verblijfplaats van het kind niet in Nederland was op het moment van de dagvaarding, waardoor de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Beide partijen toonden zich open voor mediation om afspraken te maken over het contact tussen de man en het kind.