ECLI:NL:RBAMS:2024:1483

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/13/744980 / KG ZA 24-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onrechtmatige publicatie door Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV Productions B.V.

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.J. Nierop, een kort geding aangespannen tegen Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV Productions B.V. met betrekking tot een voorgenomen uitzending waarin eiser beschuldigd wordt van onrechtmatige praktijken in verband met zijn voormalige bouwbedrijf. De zitting vond plaats op 22 januari 2024, waarbij de voorzieningenrechter op 23 januari 2024 een beslissing heeft genomen. Eiser vorderde onder andere een verbod op het openbaar maken van beeld- en geluidsopnames en beschuldigingen van onrechtmatig handelen. Noordkaap en Talpa hebben verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn, omdat de uitzending een bijdrage levert aan het maatschappelijk debat en de beschuldigingen voldoende steun vinden in de feiten. Eiser is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen tegen Talpa, en de vorderingen tegen Noordkaap zijn afgewezen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 688,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris advocaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/744980 / KG ZA 24-25 EAM/LO
Vonnis in kort geding van 23 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij gelijkluidende dagvaardingen van 12 januari 2024,
advocaat mr. C.J. Nierop te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDKAAP TV PRODUCTIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TALPA TV PRODUCTIONS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , Noordkaap en Talpa worden genoemd.

1.De procedure

Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] gevraagd om behandeling achter gesloten deuren. Dit verzoek is afgewezen. Ter zitting van 22 januari 2024 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Noordkaap en Talpa hebben verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en/of een pleitnota ingediend. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 23 januari 2024 de beslissing gegeven, in de vorm van een ‘kopstaartvonnis’ en is medegedeeld dat de uitwerking daarvan zal volgen op 6 februari 2024. Het onderstaande vormt die uitwerking.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van [eiser] : mr. Nierop;
aan de kant van Noordkaap en Talpa: [naam 1] , bestuurder van Noordkaap, en mr. Van den Berg.

2.De feiten

2.1.
Noordkaap produceert het programma
[naam programma], waarin presentator [naam 1] het opneemt voor mensen die een conflict hebben en die ‘bot vangen’ bij de politie en/of instanties.
2.2.
In 2012 is [eiser] door de strafrechter veroordeeld tot een celstraf vanwege verduistering/oplichting. Hij heeft zijn straf uitgezeten.
2.3.
[eiser] had samen met [naam 2] en [naam 3] een bouwbedrijf, [bedrijf] B.V. (hierna [bedrijf] ). Zij waren alle drie (middellijk) aandeelhouder en [naam 3] was enig bestuurder.
2.4.
Rond 23 april 2020 heeft [naam 4] met [bedrijf] een overeenkomst gesloten voor het fabriceren en plaatsen van een woning en paardenstallen. De aanneemsom bedroeg € 295.164,98. De opleverdatum zou in september 2020 zijn en is later uitgesteld naar december 2020.
2.5.
Van de aanneemsom heeft [naam 4] de eerste vier termijnen betaald. Alleen de laatste termijn ad € 29.516,50 staat nog open. In september 2022 was de bouw nog niet afgerond en op 13 september 2022 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [naam 4] [bedrijf] aangeschreven, en haar verzocht de werkzaamheden af te ronden binnen zes weken.
2.6.
Naar aanleiding van de brief van 13 september 2022 van DAS rechtsbijstand (2.5) heeft [naam 2] gebeld met de gemachtigde van [naam 4] en laten weten dat [bedrijf] het werk af wilde maken. De gemachtigde heeft per e-mail nog een toelichting gegeven op de te verrichten werkzaamheden en heeft een rappel gestuurd, maar [bedrijf] heeft daaraan geen gevolg gegeven. De gemachtigde heeft in een brief van 27 oktober 2022 [bedrijf] laten weten de woning te beschouwen als opgeleverd met een aantal openstaande punten, en heeft [bedrijf] gesommeerd deze openstaande punten uit te voeren dan wel te herstellen. [bedrijf] heeft dat niet gedaan en [naam 4] heeft daarop laten weten de werkzaamheden door een andere partij te zullen laten uitvoeren en de schade te zullen verhalen.
2.7.
[eiser] heeft over het geschil met [naam 4] het volgende verklaard (in een e-mail aan zijn advocaat van 17 januari 2024).
2.8.
Op 12 mei 2021 heeft de familie [naam 5] (hierna: – in enkelvoud – [naam 5] ) een overeenkomst gesloten met [bedrijf] , voor de bouw van een ‘prefab’ houtskeletwoning op hun kavel in Nieuwe Wetering. De oplevering zou voor de winter van 2021 zijn. [naam 5] heeft € 150.000,- vooruit betaald en € 50.000,- contant. De oplevering is steeds uitgesteld, onder meer omdat de omgevingsvergunning pas op 26 januari 2022 is afgegeven. Er zijn keerwanden geleverd en heipalen gedrukt. De onderaannemer wilde geen beton storten in de palen, omdat hij eerst betaald wilde worden. In september 2022 heeft [naam 2] tegen [naam 5] gezegd dat [eiser] geld uit het bedrijf haalde in plaats van leveranciers te betalen. [naam 2] zei dat hij de resterende werkzaamheden tegen kostprijs en zonder arbeidsloon wilde doen, mits [naam 5] nog € 100.000,- aanbetaalde. [naam 5] heeft dat niet gedaan en heeft [bedrijf] in gebreke gesteld. Hij woont met zijn vrouw en vier kinderen al jaren in twee stacaravans op de lege kavel. Op 13 februari 2023 heeft [naam 5] aangifte gedaan van oplichting tegen [naam 2] en [eiser] .
2.9.
Op 20 juli 2021 heeft de familie [naam 6] (hierna: – in enkelvoud – [naam 6] ) een overeenkomst gesloten met [bedrijf] voor de bouw van een ‘prefab’ woning op hun kavel in Roelofarendsveen. De oplevering was gepland op 1 april 2022. De aanneemsom bedroeg € 530.399,02 inclusief btw. Over de betaaltermijnen staat in de overeenkomst het volgende.
2.10.
[naam 6] heeft bij het aangaan van de overeenkomst € 106.000,- betaald. De funderingspalen zouden eind augustus 2022 worden geplaatst. Uit WhatsApp-berichten tussen [naam 6] en [naam 2] blijkt dat het slaan van de funderingspalen mandenlang is uitgesteld zonder duidelijke reden. [naam 2] laat weten dat [naam 6] zich geen zorgen moet maken en dat de opleverdatum niet in gevaar komt.
2.11.
In januari 2022 heeft [bedrijf] [naam 6] een nieuwe factuur gestuurd, voor een bedrag van € 132.549,75. [naam 6] heeft die factuur niet betaald en heeft aan [bedrijf] laten weten zich aan de betaaltermijnen in de overeenkomst te willen houden.
2.12.
In een e-mail van [bedrijf] aan [naam 6] van 13 januari 2022 staat onder meer het volgende.
(…)
2.13.
[naam 6] heeft daarop voorgesteld dat [bedrijf] eerst de tweede fase (de fundering) zou afronden, conform de planning, waarna [naam 6] direct het tweede deel van fase 2 zou betalen. [bedrijf] heeft laten weten daarmee niet akkoord te gaan, en dat zij de toegevoegde waarde van een gesprek niet zag als [naam 6] niet de volgende factuur wilde betalen.
2.14.
Bij brieven van 19 en 25 januari 2022 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [naam 6] [bedrijf] laten weten dat zij niet gerechtigd is de werkzaamheden op te schorten en dat [bedrijf] dus in verzuim is. [naam 6] heeft rechtsmaatregelen aangekondigd, tenzij [bedrijf] binnen zeven dagen de werkzaamheden zou hervatten en haar verplichtingen zou nakomen.
2.15.
In een e-mail van 14 februari 2022 van [bedrijf] / [naam 2] aan de gemachtigde van [naam 6] staat onder meer het volgende.
2.16.
[naam 6] heeft navraag gedaan bij het bedrijf dat de heipalen zou leveren en slaan, dat heeft verteld dat de palen wel besteld waren, maar niet betaald.
2.17.
[naam 6] is met [bedrijf] niet tot een oplossing gekomen en zij zitten nog steeds met een lege kavel zonder fundering. Op 20 februari 2023 heeft [naam 6] aangifte gedaan van fraude/oplichting tegen [naam 2] en [eiser] .
2.18.
[naam 7] is op 1 oktober 2020 in dienst getreden bij [bedrijf] . Zijn werktijd bedroeg 40 uur per week en zijn salaris bedroeg € 1.778,00 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld. In een WhatsAppbericht van [eiser] aan [naam 7] van 16 augustus 2021 staat de volgende afspraak. [naam 7] is daarmee akkoord gegaan.
2.19.
In een vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 9 mei 2022 is [bedrijf] veroordeeld tot betaling van ruim € 9.000,- aan een oud-werknemer (een ander dan [naam 7] ). Dit bedrag bestaat onder meer uit achterstallig salaris, vakantiegeld en onkosten. [bedrijf] heeft de vordering niet voldaan.
2.20.
Op 20 mei 2022 is [eiser] uitgetreden uit [bedrijf] . Dit is op 6 juli 2022 geformaliseerd.
2.21.
Op 5 december 2022 is [bedrijf] middels een turbo liquidatie beëindigd.
2.22.
Op 9 december 2022 is [bedrijf] uitgeschreven uit het register van de Kamer van Koophandel.
2.23.
Noordkaap heeft in februari 2023 een melding ontvangen van [naam 5] , die zei te zijn opgelicht door het [bedrijf] , [naam 2] en [eiser] . [naam 5] stelt dat naast hem en zijn gezin nog drie andere gezinnen op dezelfde manier zijn opgelicht.
2.24.
Noordkaap heeft nog andere meldingen ontvangen over [eiser] . [naam 2] en [bedrijf] , en heeft een onderzoek ingesteld.
2.25.
Noordkaap heeft zowel [naam 2] als [eiser] geconfronteerd met de beschuldigingen. Met [eiser] is een telefoongesprek gevoerd, dat is opgenomen en waarvan een deel in de voorgenomen uitzending van 28 januari 2024 (of een week later) te horen zal zijn.
2.26.
Bij brief van 30 december 2023 aan Noordkaap heeft de advocaat van [eiser] namens zijn cliënt gereageerd op vragen van Noordkaap. Kort gezegd komt die reactie erop neer dat de conflicten met [naam 5] , [naam 6] en [naam 4] civielrechtelijke geschillen zijn, die niet aan een rechter zijn voorgelegd. Er is geen sprake van een misstand die de samenleving raakt en uitzending is dan ook niet gerechtvaardigd. Noordkaap is gesommeerd van uitzending af te zien. Verder heeft [eiser] gesteld dat hij niet over stukken beschikt, en dat hij ook geen stukken wil en kan overleggen omdat Noordkaap geen volmacht heeft van de desbetreffende personen. Hij verwijst Noordkaap naar de advocaat van [naam 2] , op wiens kantoor [naam 5] en [naam 6] de stukken kunnen inzien.
2.27.
Noordkaap heeft bij e-mail van 4 januari 2024 laten weten niet aan de sommatie te zullen voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden te verbieden om beeld- en/of geluidsopnames van of over [eiser] en/of [bedrijf] op welke wijze dan ook openbaar te maken;
gedaagden te verbieden om [eiser] al dan niet in het openbaar via de televisie ervan te beschuldigen dat hij onrechtmatig in het kader van [bedrijf] geld afhandig heeft gemaakt of op welke wijze dan ook te beschuldigen van wat dan ook;
gedaagden te verbieden ruimte te bieden aan wie dan ook om [eiser] al dan niet in het openbaar te beschuldigden van het onrechtmatig geld afhandig maken in het kader van [bedrijf] of op welke wijze dan ook te beschuldigen van wat dan ook;
alles op straffe van een dwangsom;
althans een andere passende voorziening te treffen,
met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, althans compensatie van de proceskosten.
3.2.
Noordkaap en Talpa voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling ingegaan, voor zover van belang.

4.De beoordeling

4.1.
Talpa is gedagvaard omdat het programma
[naam programma]volgens [eiser] wordt uitgezonden op een van de zenders van Talpa. De vennootschap Talpa TV Productions B.V. is echter niet de zender of houder van de uitzendlicentie en zou dus niet aan een eventuele veroordeling kunnen voldoen. [eiser] is daarom niet-ontvankelijk in zijn vorderingen jegens Talpa.
4.2.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij de beoordeling van zijn vordering tegen Noordkaap, omdat Noordkaap de aflevering op 28 januari 2024 wil uitzenden.
4.3.
Om te kunnen beoordelen of de voorgenomen uitzending onrechtmatig is tegenover [eiser] , moet een afweging worden gemaakt tussen zijn belang bij de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en van zijn eer en goede naam, en het belang van Noordkaap bij vrijheid van meningsuiting. Die uitingsvrijheid brengt mee dat zij zich kritisch en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Bij afweging van deze op zichzelf gelijkwaardige belangen dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.4.
Omstandigheden die een rol kunnen spelen zijn onder meer de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen, de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben.
4.5.
Toewijzing van de vordering zou bovendien neerkomen op preventieve censuur, omdat niet de hele uitzending is voorgelegd aan de voorzieningenrechter maar slechts een enkel fragment. Een dergelijk verbod kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden gegeven. Dat is het geval als de publicatie voor de betrokkene tot onherstelbare schade zal leiden en, indien de publicatie pas achteraf onrechtmatig zou worden geacht, de nadelige gevolgen van de openbaarmaking niet meer kunnen worden hersteld door middel van een op dat moment uit te spreken veroordeling tot rectificatie of vergoeding van schade.
4.6.
In de stukken en in de pleitnota heeft Noordkaap uiteengezet wat in de voorgenomen uitzending te zien zal zijn.
Het verhaal van de familie [naam 5] zal worden verteld. Zij hebben € 200.000,- aan [bedrijf] / [eiser] betaald, voor de bouw van een ‘prefab’ woning op een door hen aangekochte kavel. [eiser] meldt de ene na de andere tegenslag en werkelijke voortgang is er niet. Er zijn wel heipalen gedrukt in september 2022, maar andere dan oorspronkelijk gepland, en de onderaannemer weigerde beton te storten omdat de rekening onbetaald was. Uiteindelijk heeft [naam 2] zich opgeworpen als redder in nood. Hij vertelde dat [eiser] structureel geld van [bedrijf] naar zijn eigen rekeningen heeft doorgesluisd. [naam 2] wilde de zaak wel vlottrekken, als [naam 5] een nieuwe aanbetaling van € 100.000,- zou doen. [naam 5] heeft dat niet gedaan en heeft de overeenkomst ontbonden en de betaalde voorschotten teruggevorderd. Hij zit nog steeds met zijn gezin in een stacaravan op een lege kavel.
4.7.
De familie [naam 6] heeft een soortgelijk verhaal. Ook zij hebben een overeenkomst gesloten met [bedrijf] voor het bouwen van een prefab woning op hun kavel. Zij hebben tweemaal € 53.000,- overgemaakt. Het plaatsen van de heipalen werd maandenlang uitgesteld. [naam 2] vertelde dat de palen al besteld en ontvangen waren, maar navraag bij de leverancier van de palen leerde dat de palen wel besteld waren, maar niet betaald. Toen zij desondanks een nieuwe factuur kregen van [bedrijf] hebben zij die niet betaald en juridische bijstand ingeroepen.
4.8.
Ook [naam 4] vertelt te zijn opgelicht door [bedrijf] / [eiser] en [naam 2] . Zij heeft € 270.000,- betaald voor een prefab woning. De gevelbekleding werd door een extern bedrijf gedaan. De medewerkers van dat bedrijf zijn gestopt met werken omdat zij niet betaald werden door [bedrijf] . [naam 2] en [eiser] hebben erop aangedrongen dat [naam 4] een nieuwe betaling deed voor de gevelbekleding, maar dat heeft zij geweigerd en zij heeft een advocaat in de arm genomen. De advocaat heeft [bedrijf] aangeschreven en heeft het aanbetaalde bedrag waar nog niet voor gebouwd was teruggevorderd. Twee dagen later kreeg de advocaat een brief terug, was [bedrijf] uitgeschreven en waren – volgens [naam 4] – [eiser] en [naam 2] een nieuw bedrijf begonnen. [naam 4] zat op dat moment met een casco huis, zonder deuren, dakkapellen en met een scheef dak. Ze is er toch gaan wonen en bouwt het nu langzaam zelf af.
4.9.
Verder komen er twee oud-werknemers van [bedrijf] aan bod. Eén van hen heeft een vordering vanwege achterstallig loon. [bedrijf] is in mei 2022 door de kantonrechter veroordeeld om ruim € 9.000,- te betalen aan deze werknemer. Dat bedrag is nooit betaald. Een andere werknemer, [naam 7] , verklaart dat hem een salarisverhoging is toegezegd die steeds maar niet werd doorgevoerd.
4.10.
Noordkaap beschikt naast de interviews met bovengenoemde personen ook over aannemingsovereenkomsten, facturen, betaalbewijzen, processen-verbaal van aangifte en e-mail- en WhatsApp-conversaties, die hun verklaringen ondersteunen.
4.11.
Noordkaap heeft [eiser] telefonisch geconfronteerd met de beschuldigingen van de klanten en oud-medewerkers, en de beschuldiging van [naam 2] dat [eiser] geld van [bedrijf] zou hebben weggesluisd. [eiser] heeft dit betwist en heeft gesteld dat hij en [naam 2] ruzie hebben gekregen en zakelijk uit elkaar zijn gegaan.
4.12.
In een e-mail van 13 november 2023 aan Noordkaap heeft [eiser] laten weten dat hij het niet eens is met de beschuldigingen die Noordkaap in het telefoongesprek heeft geuit en dat hij stukken aan het verzamelen is om aan te tonen wat er aan bouwwerkzaamheden is gedaan bij de families [naam 5] en [naam 6] . Ook heeft hij gesteld met beide families te willen afspreken om tot een oplossing te komen.
4.13.
In een brief van 8 december 2023 aan Noordkaap heeft [eiser] geschreven dat het om civiele zaken gaat waar twee kanten aan zitten, dat ‘zij’ een advocaat hebben gevraagd om de stukken te beoordelen en met partijen tot een oplossing te komen en anders een civiele procedure te starten. Verder stelt hij in de brief dat de bouwprojecten anders zijn gelopen dan verwacht, maar dat dat [bedrijf] niet is aan te rekenen. Oorzaken waren corona, stijging van bouwkosten, vertraging in bouwvergunningen, maten en berekeningen die aangepast moesten worden en opdrachtgevers die de voorwaarden van de overeenkomst wilden aanpassen waardoor een onwerkbare situatie ontstond.
4.14.
De stukken die [eiser] heeft overgelegd zijn bouwtekeningen, constructieberekeningen en excel-bestanden met planningen. Ook heeft [eiser] een offerte overgelegd van een onderaannemer voor het fabriceren en plaatsen van heipalen voor [naam 5] . [eiser] heeft geen enkel betalingsbewijs overgelegd, van bijvoorbeeld de heipalen of andere bestelde materialen, of van de kosten voor het maken van tekeningen en constructieberekeningen. Op vragen van de opdrachtgevers om specificatie en bewijzen van betaling heeft [bedrijf] ontwijkend gereageerd en heeft zij geantwoord dat zij dat niet gaat doen en dat als er zo weinig vertrouwen is dat [bedrijf] dan liever de opdracht annuleert (zie 2.12). Op uitnodiging van Noordkaap om met stukken te komen die zijn verklaring ondersteunen heeft [eiser] gesteld dat hij die stukken niet met Noordkaap mag delen omdat zij geen volmacht heeft van de opdrachtnemers. Dit is geen sterk argument, nu de opdrachtnemers juist degenen zijn die Noordkaap hebben ingeschakeld. Al met al heeft [eiser] dus niet kunnen verklaren waaraan de ruim € 300.000,- van de families [naam 5] en [naam 6] zijn uitgegeven.
Gelet op de beschuldigingen die Noordkaap heeft geuit, en die zij heeft onderbouwd met bewijsstukken, had het op de weg van [eiser] gelegen om daar voldoende tegenover te stellen. Daarin is hij niet geslaagd. De conclusie is dan ook dat de beschuldigingen voldoende steun vinden in de feiten.
4.15.
Anders dan [eiser] meent, is hier niet ‘slechts’ sprake van reguliere handelsgeschillen, die bij de civiele rechter thuishoren en niet in een televisie-uitzending. In de eerste plaats schieten de opdrachtnemers niets op met een civielrechtelijke procedure. De onderneming is geliquideerd, en [eiser] en [naam 2] waren geen bestuurder van [bedrijf] , zodat zij niet in die hoedanigheid kunnen worden aangesproken. Civielrechtelijk valt er dus voor de opdrachtnemers niets bij [bedrijf] dan wel [eiser] en [naam 2] te halen. Schuldeisers die achter het net vissen met een vordering op een failliete/ontbonden vennootschap is wel degelijk een maatschappelijk probleem. In dit geval geldt dat nog meer, omdat de opdrachtnemers grote sommen geld hebben betaald voor de bouw van een (droom)woning. Aangezien zich bij Noordkaap meerdere personen hebben gemeld die [eiser] beschuldigen van oplichting, heeft Noordkaap een belang om het publiek voor hem te waarschuwen. In dat kader is relevant dat [eiser] eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor fraude. Hoewel [eiser] stelt dat dat lang geleden is en hij zijn straf daarvoor heeft uitgezeten, is die veroordeling in dit geval wel van belang. Noordkaap levert met de uitzending dus wel degelijk een bijdrage aan het maatschappelijk debat.
4.16.
Wat betreft de inkleding van de beschuldigingen geldt dat Noordkaap heeft laten weten dat interviews met de ‘gedupeerden’ zullen worden getoond. Daarbij is het duidelijk dat dit hun verhaal is en de beschuldigingen die zij doen worden niet gepresenteerd als feiten. Daarnaast heeft Noordkaap toegezegd een aantal maatregelen te treffen ter bescherming van de privacy van [eiser] :
  • de achternaam van [eiser] zal worden ingekort tot een initiaal;
  • de naam van zijn echtgenote zal geheel worden ‘weggepiept’;
  • leeftijd en woonplaats van [eiser] zullen niet worden genoemd:
  • voor zover een foto van [eiser] zal worden getoond, zal zijn gezicht worden ‘geblurd’;
  • de naam van de strafzaak waar [eiser] eerder bij betrokken is geweest zal niet worden genoemd.
4.17.
Gelet op deze maatregelen is voldoende aannemelijk dat [eiser] niet direct herkenbaar zal zijn voor het grote publiek. Voor zover personen uit zijn familie en kennissenkring hem aan een combinatie van factoren toch zullen herkennen, geldt dat het verlies van goede naam een voorzienbaar gevolg is van zijn eigen handelen.
4.18.
De conclusie is dat de vorderingen jegens Noordkaap zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Noordkaap en Talpa begroot op € 688,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen jegens Talpa;
5.2.
weigert de jegens Noordkaap gevraagde voorzieningen,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Noordkaap en Talpa tot op heden begroot op € 688,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris advocaat,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: LO