ECLI:NL:RBAMS:2024:1596

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 2373
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van het CIZ-protocol in een driekamerwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande vrouw uit Diemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Eiseres ontving aanvankelijk 1 uur en 40 minuten hulp per week, maar heeft bezwaar gemaakt tegen deze toekenning, omdat zij van mening is dat dit niet voldoende is voor haar situatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 januari 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij de toekenning van de hulp is uitgegaan van het CIZ-protocol, dat de tijdsindicatie voor huishoudelijke hulp bepaalt op basis van de grootte en inrichting van de woning. Eiseres woont in een driekamerwoning van ruim 80 m2, wat volgens het CIZ-protocol zou moeten leiden tot een hogere indicatie voor huishoudelijke hulp dan de toegekende 90 minuten per week voor zwaar huishoudelijk werk. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiseres en dat de indicatie van 90 minuten niet passend is.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder moet binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen van de rechtbank. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Diemen , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, verweerder

(gemachtigden: [namen] ).

Inleiding

Bij het besluit van 28 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres hulp bij het huishouden toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 voor 1 uur en 40 minuten per week met ingang van 1 april 2022 tot en met
28 februari 2023.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gevraagd om uitbreiding van het aantal uren.
Bij het besluit van 16 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (vergezeld door haar moeder), haar gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder op goede gronden aan eiseres hulp bij het huishouden heeft toegekend voor 1 uur en 40 minuten per week. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de beperkingen van eiseres niet goed heeft vertaald naar het aantal minuten huishoudelijke hulp per week. Daarbij gaat het om de grootte van de woning en de overname van de was. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat de zaak over?
3.1.
Eiseres is alleenstaand, [leeftijd] , woont in een appartement en heeft een chronische aandoening met blijvende restklachten. Eiseres heeft [ziekte] doorgemaakt en zij krijgt daarvoor nog behandeling en revalidatie. Zij is opbouwend in haar werk als [functie] .
3.2.
Eiseres ontving hulp bij het huishouden, voor 1 uur en 30 minuten per week van
1 juli 2021 tot en met 30 september 2021. Per 1 oktober 2021 ontvangt zij hulp bij het huishouden, voor 1 uur en 40 minuten per week, tot en met 31 maart 2022.
3.3.
Eiseres heeft verweerder gevraagd in januari 2022 om haar situatie te herbeoordelen. In het advies van Argonaut van 11 augustus 2022 is geconcludeerd dat eiseres niet in staat is om de zware huishoudelijke taken te doen. Zij is wel in staat tot licht huishoudelijk werk. Wat betreft de wasverzorging is zij beperkt in het hanteren van zware wasstukken. De lichte wasverzorgende taken kan zij (gelijk de lichte taken) zelfstandig verdeeld over de week en de dag op eigen tempo en frequentie uitvoeren. Daarnaast is betrokkene nog opbouwend in arbeid en bezig met verdere behandeling/revalidatie. Het verder opbouwen en uitbreiden van de huishoudelijke taken is wel het uiteindelijke doel, maar alles tegelijk is niet goed mogelijk.
3.4.
Daarop heeft verweerder bij het primaire besluit aan eiseres hulp bij het huishouden toegekend, voor 1 uur en 40 minuten per week. Dit komt neer op 90 minuten voor de volledige overname van de zwaar huishoudelijke (schoonmaak-)werkzaamheden en 10 minuten voor overname van het hanteren van zware (natte) wasstukken, per week.
3.5.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gesteld dat de toegekende tijd ontoereikend is. Op 31 januari 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Wat vindt verweerder?
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat aan eiseres vanaf de toekenning van hulp bij het huishouden de maximale 90 minuten aan hulp wordt verstrekt volgens de geldende normering voor volledige overname van de zwaar huishoudelijke taken. In de situatie van eiseres is in de tussentijd niets veranderd ten aanzien van de aard en noodzaak van de over te nemen zwaar huishoudelijke taken. Er wordt daarom geen aanleiding gezien om meer tijd toe te kennen voor overname van zwaar
huishoudelijke taken. Er is geen signaal vanuit de zorgaanbieder gekomen dat de zorgverlening bij eiseres niet lukt. Eiseres heeft een 1-persoons huishouden. Haar woning is niet groter dan drie kamers, waardoor 90 minuten voor zwaar huishoudelijk werk passend is. Hierbij wordt ter onderbouwing verwezen naar het overzicht in het beleid van verweerder 'CIZ normering HH en normering Diemen'. De beperking ten aanzien van het wassen betreft de grote zware stukken, zoals beddengoed wat nat uit de wasmachine gehaald moet worden. Hiervoor is 10 minuten voldoende. Voorts staat ten aanzien van het strijken in het medisch advies niet dat eiseres beperkt is in het strijken.
Wat vindt eiseres?
5. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat 1 uur en 40 minuten per week huishoudelijke hulp te weinig is. Ze merkt dat ze daarmee niet uitkomt. Eiseres woont in een driekamerwoning van ruim 80 m2. Volgens het CIZ-protocol uit 2005 waarop het beleid van verweerder is gebaseerd, hoort daarbij een tijdsomvang van 180 minuten per week voor het zware werk en niet 90 minuten per week. Eiseres gebruikt de twee slaapkamers als slaapkamer en als werkkamer. In de werkkamer staan ook de kledingkasten. Eiseres komt hier dagelijks. Ook het MO-protocol, een verdere uitwerking van het CIZ-protocol, noemt dit duidelijk: 180 minuten voor een driekamerwoning. Eiseres begrijpt dat de sprong van 90 minuten naar 180 minuten gelet op deze specifieke situatie en het type woning erg groot is en op basis van een goede motivering kan ook een andere ophoging plaatsvinden. Dat heeft ook te maken met het feit dat de situatie van eiseres helaas is verslechterd, waardoor ook meer tijd noodzakelijk is. Wat betreft de was stelt eiseres dat strijken een zware taak is die overgenomen dient te worden. Door Argonaut is hier niet naar gevraagd dus is het onderzoek van verweerder in zoverre niet volledig. In het advies van Argonaut staat dat eiseres is beperkt in het hanteren van de zware wasstukken, maar dat betekent wel dat alle taken die hiermee samenhangen dienen te worden overgenomen, dus sorteren, in de wasmachine doen, uit de wasmachine halen en ophangen en afhalen. Dat eiseres de lichte stukken zou kunnen doen, betekent dus niet direct dat de hulp slechts 10 minuten nodig heeft voor al het overige (strijken, zware stukken). De hiervoor toegekende tijd is dan ook niet passend, aldus eiseres.
Wat vindt de rechtbank?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder de aanvraag heeft beoordeeld op grond van het beleid dat is gebaseerd op het CIZ-protocol. Wel zijn partijen verdeeld over de overname van het zware huishoudelijke werk in combinatie met de grootte van de woning en de overname van de was. In het verlengde hiervan zijn partijen verdeeld over de vraag of de indicatie van 1 uur en 40 minuten al dan niet toereikend is.
Grootte van de woning
7.1.
Verweerder hanteert bij de vaststelling van de omvang van de toe te kennen huishoudelijke ondersteuning als vaste gedragslijn de tijdsnormering zoals neergelegd in het CIZ-protocol. In 4.1.4 van het CIZ-protocol (door verweerder gevoegd in het dossier) is ten aanzien van de omvang van de hulp bij zwaar huishoudelijk werk het volgende opgenomen:
“1 persoonshuishouden/< 2 kmrs klasse 1 1x per 3 uur in de 14 dgn” en
“2 persoonshuishouden/ > 3 kmrs: klasse 2”.
Daarbij is tevens vermeld dat de omvang van de benodigde ondersteuning meer afhankelijk is van de grootte en inrichting van de woning dan van de aanwezigheid van een extra persoon. In 4.1.3, voor zover hier relevant, is opgenomen dat alleen de kamers die in gebruik zijn worden schoongehouden. In bijlage 1 is vermeld voor zwaar huishoudelijk werk voor een alleenstaande (seniorenwoning/flat): 90 minuten per week.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat uit het CIZ-protocol duidelijk blijkt dat grootte en inrichting van de woning maatgevend zijn bij het bepalen van de omvang van de toe te kennen zware huishoudelijke hulp. De weergegeven nadere concretisering ten aanzien van het aantal kamers is echter minder duidelijk. Zo wordt kennelijk onderscheid gemaakt tussen een situatie van een éénpersoonshuishouden respectievelijk een woning met minder dan twee kamers en een tweepersoonshuishouden respectievelijk een woning met meer dan drie kamers. Wat geldt in het geval van een éénpersoonshuishouden in een woning met 3 kamers, zoals in het geval van eiseres, wordt niet direct duidelijk.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat uiteindelijk de grootte van de woning doorslaggevend is, hetgeen nader is geconcretiseerd door onderscheid te maken in het type woning (seniorenwoning/flat dan wel eengezinswoning). Verweerder kan in beginsel dan ook aansluiten bij de in de bijlage 1 genoemde normtijd voor een eenpersoonshuishouden dan wel seniorenwoning, mits telkens in ogenschouw wordt genomen of bijzondere redenen aanwezig zijn om van deze normtijd af te wijken. [1] De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval in het aantal kamers van de woning van eiseres aanleiding had moeten zien om meer tijd te indiceren, ondanks dat wel sprake is van een eenpersoonshuishouden. Eiseres woont in een appartement van ruim 80 m2 met drie kamers, welke allemaal intensief worden gebruikt. Zo gebruikt eiseres de derde kamer dagelijks als haar werkkamer. Het CIZ-protocol voorziet hier niet in. Verweerder dient dus bij de indicatie voor zwaar huishoudelijk werk hiermee rekening te houden door de indicatie van 90 minuten naar boven bij te stellen. Het is aan verweerder om nader te onderzoeken hoeveel minuten wel volstaan. Daarbij wil de rechtbank opmerken dat het CIZ-protocol is gebaseerd op het aantal kamers in een woning en niet het aantal slaapkamers waar verweerder vanuit lijkt te gaan.
Wasverzorging
8.1.
Tussen partijen is verder in geschil de hoeveelheid tijd die verweerder heeft geïndiceerd voor het overnemen van de was. In het CIZ-protocol is als tijdsindicatie voor verzorging kleding/linnengoed voor 1 persoon vermeld: “60 minuten per week”.
In het advies van Argonaut van 11 augustus 2022, waarnaar verweerder heeft verwezen, heeft de arts het volgende overwogen:
“Het betreft een [leeftijd] dame. Zij is bekend met interne problematiek waarvoor intensieve behandeling is doorlopen. […] Op de voorgrond staat klachten van aanhoudende moeheid, gebrek aan energie alsook krachtverlies en sensibele stoornissen aan voeten en armen. […] De zware taken lukken haar niet. De lichte taken doet zij zelfstandig, verdeeld over de week. Betreffende de wasverzorgende taken kan worden bericht dat het voldoende aannemelijk is geworden dat zij beperkt is in het uitvoeren van de wasverzorging betreffende het hanteren van zware wasstukken. De lichte wasverzorgende taken kan zij (gelijk de lichte taken) zelfstandig verdeeld over de week en de dag op eigen tempo en frequentie uitvoeren. Daarnaast is betrokkene nog opbouwend in arbeid en bezig met verdere behandeling/revalidatie. Het verder opbouwen en uitbreiden van de huishoudelijke taken is wel het uiteindelijke doel, maar alles tegelijk is niet goed mogelijk. Naast opbouwend arbeid en behandeling/revalidatie valt HH opbouwen ook zwaar. Uiteindelijke doel moet wel zijn tot verdere opbouw te komen, doch niet alles tegelijk. Ter ondersteuning van verdere revalidatie en opbouw in arbeid wordt geadviseerd om betrokkene in aanmerking te laten komen voor overname van de zware huishoudelijke werkzaamheden en een deel van de wasverzorging in het kader van de wmo.”
In een eerder advies van Argonaut van 15 september 2021 stond het volgende:
“Betrokkene wordt in staat geacht om gefaseerd en gedoseerd was-verzorging (wasmachine in te vullen en opruimen en wasgoed op te hangen en opvouwen) zelf te doen. Het hanteren van grote natte wasstukken moet overgenomen worden.”
8.2.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het advies van Argonaut van 11 augustus 2022 zorgvuldig is opgesteld. Verweerder heeft zich hierop mogen baseren. Echter, de rechtbank is wel van oordeel dat verweerder is uitgegaan van een te optimistische prognose in de vertaalslag van het advies van Argonaut uit 2022 naar het aantal toegekende minuten in het bestreden besluit. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen de grote zware wasstukken, zoals beddengoed wat nat uit de wasmachine gehaald moet worden, als taak overgenomen moet worden van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin een te nauwe opvatting lijkt te hebben van wat hetgeen in het advies is vastgesteld. Uit het advies blijkt slechts dat eiseres is beperkt in het hanteren van de zware was en dat zij alleen de lichte wastaken kan uitvoeren. De rechtbank overweegt dat het hanteren van zware was meer is dan alleen zware natte was. Hanteren van zware was kan ook het hanteren van zware droge was omvatten, zoals beddengoed en grotere en zwaardere kledingstukken. Gedacht kan daarbij worden aan spijkerbroeken, (lange) jassen, vesten en truien. De rechtbank kan zich voorstellen dat het doen van de was uit meer zware taken bestaat dan alleen maar nat beddengoed uit de wasmachine halen en ophangen. Gelet op wat eiseres tijdens de procedure en ook op de zitting bij de rechtbank naar voren heeft gebracht, namelijk dat zij als gevolg van de medische behandeling voor [ziekte] weinig energie heeft, erg moe is en moeite heeft zich mentaal tot dingen te zetten, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn standpunt om 10 minuten per week toe te kennen voor overname van het hanteren van de zware was, beter dient te motiveren. Verweerder lijkt namelijk uit te gaan van een te optimistische prognose, terwijl duidelijk uit het advies van Argonaut blijkt dat eiseres aan het opbouwen is (ook met haar werk), maar dat niet alles tegelijkertijd kan worden opgebouwd. Dat betekent concreet dat verweerder Argonaut nader dient te bevragen op wat eiseres wel en niet kan wat betreft het hanteren van zware was en tevens hoe het strijken zich daartoe verhoudt evenals de andere wastaken, zodat verweerder een adequate vertaalslag kan maken naar het aantal toe te kennen minuten.
8.3.
Voor zover verweerder betoogt dat uit het eerdere advies van Argonaut uit 2021 blijkt dat het enkel gaat om het uit de wasmachine halen en ophangen van nat beddengoed is de rechtbank niet overtuigd dat het advies van Argonaut van 11 augustus 2022 ook zo moet worden gelezen dan wel opgevat. In het advies van 11 augustus 2022 staat immers letterlijk dat eiseres “beperkt is in het uitvoeren van de wasverzorging betreffende het hanteren van zware wasstukken” en dat is ruimer geformuleerd dan alleen nat beddengoed uit de wasmachine halen en ophangen. Bovendien is het advies uit 2021 niet relevant voor de besluitvorming waar deze procedure over gaat. De rechtbank wil tot slot nog opmerken dat het steun verdient dat eiseres, ondanks dat zij een zeer moeilijke periode (heeft) door(ge)maakt, het werk weer oppakt en probeert terug te keren in de maatschappij.
Conclusie
9.1.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder krijgt
vierweken de tijd om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak.
9.2.
Verweerder dient daarom het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
9.3.
Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 4 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- (zegge: vijftig euro) aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.750,- (zegge: duizend zevenhonderd en vijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J.R. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant, 10 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:780.