In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande vrouw uit Diemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Eiseres ontving aanvankelijk 1 uur en 40 minuten hulp per week, maar heeft bezwaar gemaakt tegen deze toekenning, omdat zij van mening is dat dit niet voldoende is voor haar situatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 januari 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij de toekenning van de hulp is uitgegaan van het CIZ-protocol, dat de tijdsindicatie voor huishoudelijke hulp bepaalt op basis van de grootte en inrichting van de woning. Eiseres woont in een driekamerwoning van ruim 80 m2, wat volgens het CIZ-protocol zou moeten leiden tot een hogere indicatie voor huishoudelijke hulp dan de toegekende 90 minuten per week voor zwaar huishoudelijk werk. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiseres en dat de indicatie van 90 minuten niet passend is.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder moet binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen van de rechtbank. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.750,-.