ECLI:NL:RBAMS:2024:1734

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
21/5747
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep van Fastned tegen de vergunningverlening aan Total voor een laadstation op verzorgingsplaats A58

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2024, met zaaknummer AMS 21/5747, wordt het beroep van Fastned B.V. tegen de vergunning die aan Total Nederland N.V. is verleend voor het realiseren van een laadstation met vier energielaadpunten op verzorgingsplaats A58 in de gemeente Goes beoordeeld. Fastned, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Mensink en mr. I.A. Siskina, betwist de vergunning op basis van verkeersveiligheid en de kwalificatie als aanvullende voorziening. De minister van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Gils en mr. K.E. Haan, heeft de vergunning verleend op 23 maart 2021, waarna Fastned bezwaar heeft gemaakt en beroep heeft ingesteld na afwijzing van het bezwaar op 15 oktober 2021.

De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de minister in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen. Fastned stelt dat de energielaadpunten achter de shop van het benzinestation zijn gesitueerd, wat volgens hen in strijd is met de verkeersveiligheid. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich heeft kunnen baseren op een verkeerskundige beoordeling die aantoont dat de laadpunten veilig kunnen worden ingepast. Fastned heeft geen contra-expertise overgelegd om de minister's standpunt te weerleggen.

De rechtbank concludeert dat de vergunning in overeenstemming is met het beleid neergelegd in de Kennisgeving 2022 en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5747

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Fastned B.V., uit Amsterdam , eiseres

(gemachtigden: mr. L.P.W. Mensink en mr. I.A. Siskina),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.D. van Gils en mr. K.E. Haan).
Tevens neemt aan de zaak deel:
de naamloze vennootschap Total Nederland N.V., uit Den Haag
(gemachtigde: mr. V.J. Leijh).
Partijen worden hierna Fastned , de minister en Total genoemd.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Fastned tegen de aan Total verleende vergunning [1] voor een laadstation met vier energielaadpunten bij het benzinestation langs rijksweg [A58] op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] in de gemeente Goes.
Fastned heeft op 9 oktober 2023 een nader stuk ingediend dat het eerder ingediende beroepschrift vervangt. De minister heeft daar op 9 november 2023 op gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met de beroepen van Fastned met de zaaknummers 22/18, 22/19, 22/20, 22/2936, 22/2942 en 22/4407 en het beroep van Total Energies Marketing Nederland N.V. met zaaknummer 23/6361. In die beroepen wordt separaat uitspraak gedaan. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van Fastned , vergezeld door [naam 1] , de gemachtigden van de minister, bijgestaan door mr. G.L.R. Verhaegh en mr. I. Kabbouti, en de gemachtigde van Total , vergezeld door [naam 2] en [naam 3]

Totstandkoming van het besluit

1. Total beschikt over een Wbr-vergunning voor het behouden en onderhouden van het benzinestation als basisvoorziening op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] langs de rijksweg [A58] in de gemeente Goes. Op het benzinestation staan zes tankzuilen met tien opstelplaatsen, waar in totaal acht voertuigen tegelijkertijd fossiele brandstof kunnen tanken. Fastned is vergunninghouder voor een laadstation met vier energielaadpunten, gesitueerd aan de achterkant van de shop bij het benzinestation.
2. Op 4 december 2020 heeft Total een Wbr-vergunning aangevraagd voor onder meer het realiseren van een laadstation met vier energielaadpunten op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] .
3. Op 23 maart 2021 heeft de minister de gevraagde vergunning aan Total verleend als aanvullende voorziening bij het benzinestation. Fastned heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
4. Op 15 oktober 2021 heeft de minister het bezwaar van Fastned ongegrond verklaard en het besluit van 23 maart 2021 in stand gelaten. Tegen dit besluit heeft Fastned beroep ingesteld.

Juridisch kader

5. Artikel 3, eerste lid, van de Wbr bepaalt, voor zover hier relevant, dat een vergunning slechts kan worden geweigerd, gewijzigd of ingetrokken ter bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, met inbegrip van het belang van verruiming of wijziging anderszins van die werken. Een aanvraag tot wijziging van een Wbr-vergunning moet, kort gezegd, worden beoordeeld op veiligheid en doelmatigheid.
6. Het toetsingskader voor aanvragen om een vergunning voor het aanbieden van voorzieningen op een verzorgingsplaats langs rijkswegen, als bedoeld in artikel 3, van de Wbr, is het beleid, zoals neergelegd in de Kennisgeving Voorzieningen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen (hierna: de Kennisgeving). De Kennisgeving is in 2004 vastgesteld en in 2011, 2013, 2017, 2021 en 2022 gewijzigd.
7. De laatste wijziging van de Kennisgeving is op 17 mei 2022 in de Staatscourant gepubliceerd en op 18 mei 2022 in werking getreden. De rechtbank zal de gewijzigde Kennisgeving hierna aanduiden als de Kennisgeving 2022.
8. De Kennisgeving maakt onderscheid tussen basisvoorzieningen en aanvullende voorzieningen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen. Basisvoorzieningen zijn benzinestations, wegrestaurants, servicestations en energielaadpunten. In de Kennisgeving 2022 staan zeven cumulatieve criteria waaraan wordt getoetst om te beoordelen of een voorziening aanvullend is. Niet in geschil is dat de minister al aan die criteria toetste voordat deze met de Kennisgeving 2022 werden gecodificeerd. Voor de beoordeling van dit beroep zijn het derde en vierde criterium relevant. Het derde criterium houdt in dat de aanvullende voorziening geen functioneel afbreuk doet aan de basisvoorziening waarmee deze de in- en uitritten deelt. Dit betekent dat de voor de basisvoorziening kenbare hoofdactiviteit niet kan worden veranderd door de realisatie van aanvullende voorzieningen. Het vierde criterium houdt in dat de aanvullende voorziening er niet toe leidt dat de verkeersstromen in complexiteit toenemen of ten koste gaan van de (verkeers)veiligheid op de verzorgingsplaats. Een aanvullende voorziening mag de doorstroming van de verkeersstromen niet belemmeren.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten de Wbr-vergunning aan Total te verlenen. Dat doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van Fastned in het ‘Nader stuk’ van 9 oktober 2023 dat Fastned op verzoek van de rechtbank heeft ingediend. De rechtbank beschouwt daarmee het eerder ingediende beroepschrift als vervangen en de daarin genoemde gronden als ingetrokken.
10. Fastned voert aan dat de vergunning voor het laadstation in strijd is met de criteria die volgen uit de Kennisgeving. Het laadstation kwalificeert daarom niet als aanvullende voorziening. Fastned wijst erop dat de energielaadpunten zijn gesitueerd achter de shop en dat de minister een shop vóór de energielaadpunten vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid onwenselijk vindt. Dit blijkt uit een brief van Rijkswaterstaat aan Fastned van 25 april 2023 in een andere, nog lopende, procedure. In die brief staat dat een gebouw vóór het laadstation het zicht op een laademplacement kan wegnemen. Het doel van het laademplacement is het geven van overzicht op de beschikbare laadpalen. De situatie is volgens Fastned hetzelfde als (i) een shop voor de laders wordt geplaatst of (ii) laders achter een shop. Ook op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] zal de situering achter de shop ervoor zorgen dat er geen overzicht wordt gegeven van de beschikbare laadpalen. Dat is in de ogen van de minister in strijd met de verkeersveiligheid en kan dus niet worden vergund. Daar komt nog bij dat er op de vergunde plek op het terrein van het benzinestation ook geen plek is voor wachtende auto’s als de laders bezet zijn, zo stelt Fastned
11. De rechtbank stelt vast dat de genoemde brief van Rijkswaterstaat niet in deze procedure is ingebracht. Fastned heeft aangegeven dat om haar moverende redenen niet te willen doen, maar dit met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te willen doen indien de rechtbank dit wenst. Omdat deze brief deel uitmaakt van een andere procedure, behoort deze brief niet tot de op deze zaak betrekking hebbende stukken [2] en hoeft dus niet te worden verstrekt. Fastned had deze brief zelf kunnen inbrengen, maar heeft daar niet voor gekozen. Fastned en de minister hebben uit de brief geciteerd en zijn het eens over de inhoud daarvan. De rechtbank gaat daar dan ook van uit. Voor zover Total stelt dat de brief aan het dossier moet worden toegevoegd met het oog op andere zaken, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding omdat dit niet bijdraagt aan de beoordeling van het beroep.
12. De rechtbank overweegt dat Fastned in het ‘Nader stuk’ van 9 oktober 2023 niet heeft toegelicht aan welke criteria in de Kennisgeving 2022 de vergunning niet voldoet. Voor zover Fastned betoogt dat de aanvullende voorziening functioneel afbreuk doet aan de basisvoorziening [3] , heeft zij dit niet aannemelijk gemaakt, alleen al omdat de energielaadpunten achter de shop bij het benzinestation zijn voorzien. Daarnaar gevraagd heeft Fastned tijdens de zitting toegelicht dat de vergunde energielaadpunten ertoe leiden dat de verkeersstromen in complexiteit toenemen of ten koste gaan van de (verkeers)veiligheid op de verzorgingsplaats. [4] Fastned beroept zich hiertoe op het hiervoor weergegeven citaat uit de brief van 25 april 2023. De minister stelt daartegenover dat de vergunde energielaadpunten veilig kunnen worden ingepast op deze verzorgingsplaats, onder verwijzing naar de verkeerskundige beoordeling van 18 augustus 2021. Daaruit komt, kort weergegeven, het volgende naar voren. Op de verzorgingsplaats is de rijsnelheid laag en de inrichting van de verzorgingsplaats is vertrouwd, omdat deze zeer gebruikelijk is. De bestuurder die ervoor kiest zijn elektrische auto op te laden bij Total zal naar de achterzijde van de shop worden gedirigeerd, waar de elektrische auto kan worden opgeladen. De bestuurder kan ook doorrijden naar de laadvoorziening van Fastned , maar dan is het niet mogelijk om terug te gaan naar Total . Dit zal waarschijnlijk weinig voorkomen, omdat de inrichting van de verzorgingsplaats op geen enkele manier aanmoedigend werkt om terug te rijden naar Total . Daardoor is het zeer onwaarschijnlijk dat het toestaan van energielaadpunten bij het benzinestation van Total tot verkeersonveilige situaties leidt. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op de verkeerskundige beoordeling, waarin ook een ritanalyse is opgenomen, heeft kunnen baseren. Fastned heeft geen tegenrapport overgelegd om de conclusie in de verkeerskundige beoordeling te bestrijden of te weerleggen. De minister heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de vergunde energielaadpunten veilig kunnen worden ingepast op deze verzorgingsplaats.
13. Tevens is de rechtbank het met de minister eens dat de brief van 25 april 2023 over verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 2] een andere situatie en dus geen gelijk geval betreft. De situatie in de brief betreft een voorziene shop gelegen voor een laadstation als basisvoorziening. Tijdens de zitting heeft de minister toegelicht dat bij het verlaten van de snelweg en het oprijden van het laademplacement de taakcomplexiteit van de bestuurder verhoogd is en dat het daarom ongewenst is dat de voorziene shop het zicht op het laadstation en de beschikbare energielaadpunten beperkt. Op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] zijn de als aanvullende voorziening vergunde energielaadpunten gelegen achter de basisvoorziening benzinestation met shop. De bestuurder die de keuze heeft gemaakt om bij de aanvullende voorziening van Total zijn elektrische voertuig op te laden bevindt zich dan al op het betreffende tankcomplex en rijdt daar met lage snelheid. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
14. Met betrekking tot de stelling van Fastned dat op de vergunde plek op het terrein van het benzinestation geen plek is voor wachtende auto’s als de energielaadpunten bezet zijn, overweegt de rechtbank als volgt. De minister heeft tijdens de zitting aangegeven dat direct naast de twee energielaadpunten een parkeerplaats is gesitueerd waar wachtende voertuigen zich veilig kunnen opstellen. Uit de verkeerskundige beoordeling volgt dat de laadlocaties veilig kunnen worden ingepast op [verzorgingsplaats 1] . De rechtbank kan dit volgen. Fastned heeft hiertegen ook geen contra-expertise overgelegd.

Conclusie en gevolgen

15. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de minister in overeenstemming met het beleid neergelegd in de Kennisgeving 2022 de gevraagde vergunning heeft verleend en ook overigens geen grond hoefde te zien om de aanvraag te weigeren om redenen van veiligheid en doelmatigheid. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
16. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, voorzitter, en mr. A.E.J.M. Gielen en
mr. J.F. Kuiken, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. Hummel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr).
2.Artikel 8:42, eerste lid, van de Awb.
3.Kennisgeving 2022, criterium 3.
4.Kennisgeving 2022, criterium 4.