ECLI:NL:RBAMS:2024:1943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
AMS 22/4081
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Anw-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid bij overlijden echtgenoot

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 april 2024, wordt het beroep van eiseres, woonachtig in Nador (Marokko), tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Anw-uitkering beoordeeld. Eiseres had haar aanvraag ingediend op 20 mei 2020, maar deze werd afgewezen omdat zij ten tijde van het overlijden van haar echtgenoot in november 2003 niet arbeidsongeschikt was in de zin van de Algemene nabestaandenwet (Anw). De rechtbank oordeelt dat de verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres niet aan de voorwaarden voor een Anw-uitkering voldoet, aangezien zij op het moment van overlijden van haar echtgenoot niet meer dan 45% arbeidsongeschikt was en geen zorg droeg voor een minderjarig kind.

De rechtbank constateert dat eiseres in bezwaar had aangevoerd dat iemand anders het vragenformulier voor haar had ingevuld en dat deze persoon ten onrechte had aangegeven dat eiseres niet arbeidsongeschikt was. Het UWV heeft echter geen bewijs kunnen vinden dat eiseres op de datum van overlijden van haar echtgenoot arbeidsongeschikt was. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid betrekking heeft op de datum van overlijden van de echtgenoot, en dat eiseres geen stukken heeft overgelegd die haar arbeidsongeschiktheid op dat moment kunnen onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de Anw-uitkering. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Nador (Marokko), eiseres

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Anw [1] -uitkering.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres is woonachtig in Nador, Marokko. Eiseres was getrouwd met de heer
[naam] . Hij is op [medio] november 2003 overleden en was woonachtig in Nederland.
2.2.
Eiseres heeft op 20 mei 2020 een aanvraag ingediend om een Anw-uitkering en heeft daarbij een vragenformulier ingevuld. Op dit vragenformulier heeft eiseres aangekruist dat zij niet arbeidsongeschikt is en dat zij geen kinderen heeft.
2.3.
Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit van 8 juni 2020 afgewezen, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voor een Anw-uitkering voldoet. Volgens het door eiseres ingevulde vragenformulier was eiseres namelijk ten tijde van het overlijden van haar echtgenoot niet meer dan 45% arbeidsongeschikt en had zij geen zorg voor een kind dat jonger is dan 18 jaar. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2.4.
Met het bestreden besluit van 26 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Omdat eiseres in bezwaar had aangevoerd dat iemand anders het vragenformulier voor haar had ingevuld en diegene ten onrechte had ingevuld dat eiseres niet arbeidsongeschikt was, heeft verweerder door het UWV een onderzoek laten uitvoeren naar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft verweerder laten weten dat eiseres op 29 november 2021 voor meer dan 45% arbeidsongeschikt was. Omdat het echter gaat om de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum van het overlijden van haar echtgenoot ( [medio] november 2003), heeft het UWV aan eiseres gevraagd om stukken toe te sturen die inzicht geven in de medische situatie van eiseres per die datum. Eiseres heeft geen stukken uit 2003 kunnen overleggen. Het UWV kon daarom niet vaststellen of eiseres vanaf de datum van het overlijden van haar echtgenoot arbeidsongeschikt was. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een Anw-uitkering daarom afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres om een
Anw-uitkering terecht heeft afgewezen, omdat zij minder dan 45% arbeidsongeschikt is op het moment van overlijden van haar echtgenoot.
3.2.
Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van het overlijden van haar echtgenoot geen zorg droeg voor een minderjarig kind. Het geschil ziet dus enkel op de vraag of zij op die datum arbeidsongeschikt was in de zin van de Anw.
3.3.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte een nieuwe voorwaarde heeft toegevoegd aan haar recht op een Anw-uitkering. Eerst had verweerder haar laten weten dat het UWV een onderzoek zou doen naar de vraag of eiseres meer dan 45% arbeidsongeschikt was. Toen het UWV tot de conclusie kwam dat eiseres dit inderdaad was, herformuleerde verweerder de voorwaarde en voegde zij nog een voorwaarde toe, namelijk dat naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres moest worden gekeken op de datum van het overlijden van haar man. Volgens eiseres is verweerder op zoek naar elke reden, hoe ongegrond ook, om haar geen Anw-uitkering toe te kennen.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. In de wet staat dat iemand meer dan 45% arbeidsongeschikt moet zijn op het moment van overlijden van de echtgenoot om in aanmerking te komen voor een Anw-uitkering. Dat is dus het uitgangspunt voor de rechtbank. De rechtbank kan eiseres volgen dat dit uit het primaire besluit niet zo duidelijk volgt. In het primaire besluit staat namelijk: “U kunt een Anw-uitkering krijgen als u minstens 45% arbeidsongeschikt bent”. Verweerder heeft echter daarna verwezen naar artikel 14 van de Anw. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de tekst in het primaire besluit voor eiseres enigszins verwarrend kan zijn, is de rechtbank van oordeel dat eiseres aan de hand van de verwijzing naar artikel 14 van de Anw had kunnen weten dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid betrekking heeft op de datum van het overlijden van haar echtgenoot.
3.5.
De rechtbank overweegt verder dat zij in deze zaak niet het primaire besluit toetst, maar het bestreden besluit (de beslissing op bezwaar). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit wel toereikend gemotiveerd waarom eiseres geen recht heeft op een Anw-uitkering. De rechtbank kan deze motivering ook volgen, nu eiseres zelf geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij op de datum van het overlijden van haar echtgenoot minstens 45% arbeidsongeschikt was. Het dossier bevat verder geen enkele aanknopingspunten waaruit volgt dat eiseres ten tijde van het overlijden van haar echtgenoot arbeidsongeschikt was in de zin van de Anw. Dat eiseres ten tijde van haar aanvraag in 2020 wel arbeidsongeschikt is gebleken, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat zij in 2003 ook al arbeidsongeschikt was.
3.6.
De rechtbank ziet ook verder geen aanleiding het bestreden besluit onzorgvuldig te achten.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.