ECLI:NL:RBAMS:2024:1999

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
AMS 23/2115
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor huisvesting op basis van medische en algemene weigeringsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, maar deze was afgewezen op 2 november 2022. De afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit op 2 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, aangezien eiser op het moment van de afwijzing een dak boven zijn hoofd had, ondanks dat hij de staat van zijn woning als ongeschikt beschouwde voor zijn medische problematiek. De rechtbank stelt vast dat de woning niet onbewoonbaar was verklaard, wat een vereiste is voor het aannemen van een urgent huisvestingsprobleem.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht heeft aangenomen dat het huisvestingsprobleem op een andere manier kon worden opgelost, aangezien eiser een andere passende woning aangeboden had gekregen, die hij had afgewezen. De rechtbank concludeert dat de medische redenen van eiser niet voldoende zijn om een urgentieverklaring te verlenen, omdat de aanvraag op basis van algemene weigeringsgronden is afgewezen. De rechtbank wijst ook de toepassing van de hardheidsclausule af, omdat de situatie van eiser niet als zeer uitzonderlijk of schrijnend kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 2 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verweerder heeft de aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen op grond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder b, c en d van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: Hvv).
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep in eerste instantie op 14 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft enkel de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser is op deze zitting niet verschenen omdat hij niet op de hoogte was van het feit dat de behandeling van zijn zaak gepland stond op die betreffende datum. Na sluiting van het onderzoek op de zitting, heeft de rechtbank, gelet op het belang van eiser om gehoord te worden, het onderzoek heropend. De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 3 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, een vriend van eiser; de heer [naam 2] , en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing mocht afwijzen op grond van de Hvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Algemene weigeringsgronden
3.1.
Eiser stelt dat door verweerder ten onrechte is aangenomen dat geen sprake zou zijn van een urgent huisvestingsprobleem. Doordat eiser geen passende woonruimte heeft, stagneert de behandeling van de posttraumatische- stressklachten (PTSS). Voor de behandeling van zijn psychische klachten heeft hij op korte termijn een rustige en stabiele thuissituatie nodig. De situatie waarin eiser zich op dit moment bevindt is het tegenovergestelde daarvan. Daardoor is nu sprake van een levensbedreigend urgent huisvestingsprobleem.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Ten tijde van het bestreden besluit woonde eiser op het adres [adres] in Amsterdam en had dus een dak boven zijn hoofd. Dat eiser van mening is dat deze woning ongeschikt is voor zijn medische problematiek vanwege achterstallig onderhoud en gebreken maakt dit niet anders. Uit paragraaf 3, ad b onder punt 5, van de Nadere regels volgt namelijk dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem als de huidige woning in slechte staat verkeert of van onvoldoende kwaliteit is, tenzij de woning onbewoonbaar is verklaard wegens bijvoorbeeld brand of instorting. Eiser heeft weliswaar stukken aangeleverd over de staat van de woning, maar daaruit is niet gebleken dat de woning onbewoonbaar is verklaard. Dat daarvan sprake is heeft eiser dus niet aannemelijk gemaakt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.1.
Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft aangevoerd dat Stadsgenoot bereid was eiser wéér een andere woning aan te bieden onder voorbehoud van enkele voorwaarden. Dit is onjuist. De bewering dat Stadgenoot aan eiser verschillende andere woningen heeft aangeboden en dat eiser daar zelf niet op in is gegaan klopt niet. De verhuurder heeft slechts één andere woning aangeboden, die geheel niet passend was. Bovendien waren de voorwaarden die door Stadgenoot aan dat aanbod waren verbonden onhaalbaar voor hem om aan te voldoen, en kan dit niet als een passend aanbod worden beschouwd.
4.2.
Uit artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Hvv volgt dat de aanvraag voor een urgentieverklaring wordt geweigerd indien het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere manier kan worden opgelost. Volgens paragraaf 3, ad c onder punt 3, van de Nadere regels is het huisvestingsprobleem in ieder geval redelijkerwijs op te lossen als de aanvrager een passende reguliere woning aangeboden heeft gekregen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere manier kon worden opgelost. Eiser heeft namelijk ten minste één andere passende reguliere woning aangeboden gekregen die hij heeft afgewezen. Eiser heeft zijn standpunt dat deze aangeboden woning niet passend was niet nader onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Urgentieverklaring op grond van medische redenen
5.1.
Eiser stelt dat verweerder ten onrechte voorbij gaat aan het feit dat eiser op grond van medische redenen dringend een passende woonruimte nodig heeft en dat de huidige woonsituatie een bijzonder negatief effect heeft op zijn geestelijke (en lichamelijke) gezondheid.
5.2.
Op grond van artikel 2.6.8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Hvv kan een urgentieverklaring worden verleend indien de aanvrager op grond van medische redenen dringend woonruimte nodig heeft. Volgens paragraaf 10.1, eerste lid, van de Nadere regels wordt niet getoetst aan dit artikel als de aanvrager moet worden geweigerd op grond van één van de algemene weigeringsgronden. Aangezien er sprake is van twee van de algemene weigeringsgronden had verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen inhoudelijke medische beoordeling hoeven doen. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
De hardheidsclausule
6.1.
Tot slot stelt eiser dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen omdat de weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie. Eiser heeft namelijk ernstige psychische en lichamelijke problemen waarvoor hij onder behandeling staat.
6.2.
Op grond van artikel 2.6.11 van de Hvv kan een woningzoekende, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, alsnog in aanmerking komen voor een urgentieverklaring indien de weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn. Op grond van paragraaf 24 van de Nadere regels dient de aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek met bewijsstukken aan te tonen dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk, een verklaring van de huisarts is niet voldoende.
6.3
De rechtbank begrijpt dat eiser belang heeft bij een woning, ook gezien de medische problematiek van eiser. Toch is de rechtbank van oordeel dat verweerder hem niet op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring hoeft te verlenen. Met urgentie krijgt iemand voorrang op andere personen die ook hard op zoek zijn naar een woning. Urgentie is dus de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daar weer een uitzondering op, omdat iemand dan urgentie krijgt terwijl hij of zij niet aan de voorwaarden voldoet. Om die reden, en tevens gelet op de enorme schaarste aan betaalbare huurwoningen in Amsterdam, past verweerder de hardheidsclausule zeer terughoudend en alleen bij zeer uitzonderlijke, zeer schrijnende, situaties toe.
6.4.
De situatie van eiser (ook in vergelijking met andere gevallen) kan niet worden aangemerkt als zeer uitzonderlijk of schrijnend. De rechtbank vindt het invoelbaar dat de situatie van eiser moeilijk is, maar eiser heeft op grond van de medische stukken niet aangetoond dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Eiser heeft een verklaring van het AMC overgelegd waarin staat dat voor de klachten die eiser ervaart, behoudens stress als oorzaak, geen oorzakelijke en onderhoudende factoren kunnen worden gevonden. De huisarts van eiser geeft aan dat eiser jarenlang steeds terugkerende huidklachten heeft en dat in het algemeen sommige huidklachten bij stress en bepaalde gebreken in een woning, een rol kunnen spelen. De rechtbank begrijpt dat de stress bij eiser voor gezondheidsproblemen zorgt maar dit maakt echter niet dat sprake is van een zodanig schrijnende situatie dat dit de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.