Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit Amersfoort, eiseres
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) (de Staat).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, die op 31 maart 2004 is gewijzigd met Richtlijn 2004/27/EG [3] (de Geneesmiddelenrichtlijn). Volgens vaste rechtspraak moet het nationale recht in zo’n geval zo veel mogelijk richtlijnconform worden uitgelegd. Voor de uitleg van de bepalingen over de toepasselijkheid van de Gnw, kijkt de rechtbank daarom naar de tekst van, en de toelichting bij de Geneesmiddelenrichtlijn.
(…) Om rekening te houden met de opkomst van nieuwe behandelingen en het toenemend aantal producten dat zich bevindt in het grensgebied tussen de geneesmiddelensector en andere sectoren, dient de definitie van "geneesmiddel" te worden gewijzigd, teneinde iedere twijfel omtrent de toepasbare wetgeving uit te sluiten ingeval een product weliswaar volledig onder de definitie van geneesmiddel valt, maar mogelijk ook binnen de definitie van andere gereguleerde producten valt. In deze definitie moet worden aangegeven welk soort effect het geneesmiddel uitoefent op fysiologische functies. De aldus te vermelden effecten dienen zich ook uit te strekken tot geneesmiddelen zoals gentherapie, radiofarmacologische producten, alsmede sommige geneesmiddelen voor lokaal gebruik. In dergelijke gevallen moet, gezien de kenmerken ervan, de geneesmiddelenwetgeving van toepassing zijn. Ook dient, opnieuw duidelijkheidshalve, bij twijfel over de vraag of een bepaald product onder de definitie van geneesmiddel valt, terwijl dat product mogelijk tevens onder de definitie van andere gereguleerde producten valt, ter wille van de rechtszekerheid uitdrukkelijk te worden gestipuleerd aan welke bepalingen dat product dient te voldoen.Indien een product duidelijk onder de definitie van andere productcategorieën valt, met namevoeding,voedingssupplementen, medische hulpmiddelen, biociden of cosmetische producten, is deze richtlijn niet van toepassing. (…)” (passages vetgedrukt door de rechtbank).
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 28 april 2022;
- herroept het besluit van 27 augustus 2021;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.451,03;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 365,- vergoedt;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres van € 1.000,-.
mr. M.W. Speksnijder, leden, in aanwezigheid van mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024.