ECLI:NL:RBAMS:2024:2169
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkosten wegens voorliggende voorziening huurtoeslag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor woonkosten. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen op 19 mei 2023, en het college bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiseres op 28 september 2023. De rechtbank behandelde het beroep op 25 maart 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren.
Eiseres had aangevoerd dat zij door de huurverhoging van haar particuliere verhuurder in financiële problemen was gekomen, en dat de huurtoeslag die zij ontving niet voldoende was om haar woonlasten te dekken. Zij verwees naar artikel 18 van de Participatiewet, waarin staat dat het college de bijstand moet afstemmen op de omstandigheden van de belanghebbende. De rechtbank oordeelde echter dat de huurtoeslag een toereikende voorliggende voorziening is, zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet. De rechtbank volgde eiseres niet in haar betoog dat er aanleiding was voor afstemming van de bijstand, omdat zij geen aanvraag voor algemene bijstand had ingediend.
De rechtbank concludeerde dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht had afgewezen, en dat er geen sprake was van een zeer bijzonder geval dat afstemming rechtvaardigde. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waar eiseres naar verwees, was niet van toepassing op haar situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 april 2024.