In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 23 april 2024 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor een negenjarig meisje, hierna te noemen [minderjarige], in het kader van de gezamenlijke gezagsuitoefening door haar ouders. De ouders, die een relatie hebben gehad die inmiddels is beëindigd, kunnen niet op een constructieve manier met elkaar communiceren, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders elkaar zo min mogelijk moeten confronteren om de minderjarige te beschermen tegen de verstoorde verhoudingen tussen hen. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld op basis van artikel 1:253a BW, waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag naar school bij de vader verblijft. Dit besluit is genomen in het belang van [minderjarige], die momenteel lijdt onder de negatieve effecten van de conflicten tussen haar ouders. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om een dwangsom afgewezen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de moeder niet zal meewerken aan de zorgregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft al het andere verzochte afgewezen.