ECLI:NL:RBAMS:2024:2346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
AMS 20/2790 en AMS 20/2308
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens overlijden eiser zonder erfgenamen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 26 april 2024, zijn de beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoeken tot inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens beoordeeld. Eiser, die in Amsterdam woonde, had zijn verzoeken tot inzage ingediend, maar deze waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geweigerd in twee primaire besluiten, respectievelijk op 5 augustus 2019 en 23 oktober 2019. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, maar na de indiening van de beroepen is eiser overleden in januari 2023. Er is geen informatie ontvangen over erfgenamen die de procedure zouden willen voortzetten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks een aankondiging in de Staatscourant, er geen belanghebbenden zijn opgekomen om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is het processuele belang van de beoordeling van de beroepen komen te vervallen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om proceskosten te veroordelen of griffierechten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/2790 en AMS 20/2308

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoeken tot verlening van inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens.
1.2.
Verweerder heeft deze verzoeken met het primaire besluit I van 5 augustus 2019 en het primaire besluit II van 23 oktober 2019 geweigerd. Met het bestreden besluit I van
9 april 2020 en het bestreden besluit II van 10 maart 2020 op de bezwaren van eiser is verweerder bij de weigering van de verzoeken gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld in de zin van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.4.
De rechtbank heeft vernomen dat eiser is overleden nadat beroep tegen de bestreden besluiten is ingesteld. De rechtbank heeft, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Awb, in de Staatscourant van 8 december 2023 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 18 maart 2024.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 maart 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van verweerder was niet aanwezig. Van de zijde van de erfgenamen is niemand verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is op [medio] januari 2023 overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die eiser als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen.
3. Uit het voorgaande volgt dat het processuele belang van de beoordeling van de beroepen tegen de bestreden besluiten van 9 april 2020 en 10 maart 2020 is komen te vervallen. De beroepen worden om die reden niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

4. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid om een partij te veroordelen in de proceskosten of om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.