ECLI:NL:RBAMS:2024:2533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
AMS 23/5364
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire, en de minister van Financiën. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van de minister, waarbij het bezwaar tegen het eerste besluit kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard en het bezwaar tegen het tweede besluit ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres te laat bezwaar had gemaakt tegen het eerste besluit, dat dateert van 27 juni 2022. Eiseres stelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding vanwege haar medische klachten en zwangerschap, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd met medische stukken. Hierdoor werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5364

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kartal)
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 27 juni 2022 (het primaire besluit I) heeft verweerder op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) besloten een deel van de private schulden van eiseres over te nemen en een deel niet over te nemen.
Met een besluit van 11 januari 2023 (het primaire besluit II) heeft verweerder op grond van de Wht geweigerd de private schuld van eiseres aan ‘ [schuldeiser] ’ over te nemen.
Met een besluit van 16 oktober 2023 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Met een besluit van 16 november 2023 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Deze uitspraak gaat over de regeling voor het overnemen van private schulden van gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het overnemen van private schulden wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie Sociale Banken Nederland (SBN), namens verweerder.
2. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire. Naar aanleiding daarvan heeft zij op grond van de Catshuisregeling een bedrag van € 30.000,- ontvangen. Zij heeft daarnaast een schuldenlijst aan verweerder gestuurd, omdat gedupeerden op grond van de Wht in aanmerking komen voor afbetaling van hun private schulden als die binnen de regeling vallen.
3. Met het primaire besluit I heeft verweerder laten weten twee schulden over te nemen, namelijk de schuld aan [naam 2] en [naam 3] . De schulden aan [naam 4] , [schuldeiser] en Gemeentelijke Belasting Amsterdam komen niet voor afbetaling in aanmerking. Met het primaire besluit II heeft verweerder laten weten dat de schuld aan [schuldeiser] (nog) niet in aanmerking komt voor afbetaling, omdat de schuldeiser nog niet (volledig) heeft gereageerd.
4. Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder meent dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ambtshalve beoordeelt verweerder toch de bezwaargronden van eiseres. Volgens verweerder zijn er verschillende redenen waarom bepaalde schulden van eiseres niet voor afbetaling in aanmerking komen. Zo betreft de schuld Gemeentelijke Belasting Amsterdam geen private, maar een publieke schuld. De schulden aan Primeline en Qander Consumer Finance zijn niet opgeëist en er is ook geen sprake geweest van betalingsachterstanden tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021.
5. Met het bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder komt de schuld aan [schuldeiser] niet voor afbetaling in aanmerking, omdat uit een saldo-opgave van [schuldeiser] blijkt dat de schuld ook niet is opgeëist en dat geen sprake is van achterstallige betalingstermijnen tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021. Derhalve voldoet de schuld niet aan artikel 4.1, tweede lid, sub b van de Wht.
Standpunt van eiseres
6. Eiseres voert tegen het bestreden besluit I aan dat wel sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Als reden voor het te late bezwaar heeft eiseres aangegeven dat zij zich vanwege haar medische klachten en zwangerschap niet kon concentreren op haar post, waardoor zij later kennis heeft genomen van het besluit. Met betrekking tot het bestreden besluit II stelt eiseres dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden, geregeld in artikel 1 van de Grondwet. Gedupeerde ouders die van
1 januari 2006 tot 1 juni 2021 de betalingsverplichtingen netjes zijn nagekomen worden benadeeld ten opzichte van de gedupeerde ouders die de betalingsverplichtingen niet of nauwelijks zijn nagekomen.
Het oordeel van de rechtbank
7. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres het beroep tegen het bestreden besluit II ingetrokken, omdat er geen vordering meer openstaat aan de schuldeiser [schuldeiser] . De rechtbank dient daarom in deze uitspraak alleen te beoordelen of verweerder in het bestreden besluit I het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierbij is de rechtbank gebonden aan dwingendrechtelijke bepalingen.
8. In de wet staat kort gezegd dat men binnen zes weken na verzending van het primaire besluit bezwaar moet maken. Als men te laat bezwaar maakt, wordt het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dat is alleen anders wanneer er een verschoonbare reden bestaat voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. [1] Deze regelgeving wordt in alle gevallen strikt toegepast.
9. Het primaire besluit I dateert van 27 juni 2022. Eiseres kon daarom tot en met uiterlijk 8 augustus 2022 bezwaar maken. Eiseres heeft echter op 22 februari 2023 een bezwaarschrift ingediend. Dat is te laat.
10. Eiseres stelt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij was destijds zwanger en heel erg ziek. Hierdoor had zij veelvuldig afspraken in het ziekenhuis voor haar medische klachten, waaronder chronische vermoeidheid. Als gevolg kon eiseres zich niet concentreren op haar administratie (post). De gemachtigde van eiseres vraagt bovendien om maatwerk van de rechtbank, omdat eiseres een alleenstaande gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire is.
11. Naar het oordeel van de rechtbank leiden de aangevoerde omstandigheden niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij gedurende de hele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een, eventueel voorlopig, bezwaarschrift in te dienen dan wel een derde in te schakelen om dit namens haar te doen. Het bezwaar van eiseres is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aan beoordeling van de vraag of verweerder terecht de schuld aan Primeline en Qander Consumer Finance niet overneemt, komt de rechtbank daarom niet toe.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.Zie de artikelen 6:7, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.