ECLI:NL:RBAMS:2024:2534

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
AMS 23_5859
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functie medior soldering operator onder Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2024, in de zaak tussen eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, staat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser centraal. Eiser, die eerder een WIA-uitkering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen een wijziging van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% naar 4,91%. Dit besluit werd genomen na een herbeoordeling door de verzekeringsarts, die concludeerde dat eiser niet meer dan 65% van zijn eerdere loon kan verdienen. Eiser betwist deze herbeoordeling en stelt dat zijn fysieke beperkingen zijn toegenomen, wat niet is meegenomen in de nieuwe beoordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd hoe hij tot de nieuwe belastbaarheid van eiser is gekomen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de functie van medior soldering operator, waarvoor beheersing van de Engelse taal vereist is, niet geschikt is voor eiser, aangezien hij geen enkele beheersing van de Engelse taal heeft. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke arbeidsdeskundige grondslag berust. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.750,- en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- door verweerder moet worden vergoed. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam , eiser

(gemachtigde: mr. M.I. Bal)
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], gevestigd te Utrecht, voormalig werkgever (hierna: belanghebbende).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 19 maart 2020 een WGA [1] -loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA [2] toegekend overeenkomstig een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 - 100%. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het voornemen tot wijziging van het primaire besluit (het voornemen) van 1 april 2022 heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage per 19 maart 2020 gewijzigd vastgesteld op 4,91%. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 25 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en overeenkomstig het voornemen de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 4,91%. Verweerder heeft daarom per
30 oktober 2023 de WIA-uitkering van eiser beëindigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft te kennen gegeven wel als partij aan de procedure te willen deelnemen, maar uitsluitend een kopie van de uitspraak te willen ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat eiser geen toestemming heeft verleend voor het toezenden aan belanghebbende van stukken die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak slechts in algemene zin de medische klachten van eiser benoemen.
Wat aan deze procedure voorafging
2. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als formule medewerker (verkoper broodjes) voor gemiddeld 37,93 uur per week. Op 15 februari 2016 heeft eiser zich ziek gemeld voor dit werk vanwege fysieke klachten. Eiser vraagt vervolgens een WIA-uitkering aan. Verweerder heeft aan eiser per 20 februari 2018 een WIA-uitkering toegekend, omdat hij voor 100% arbeidsongeschikt is geacht.
3. Met het primaire besluit heeft verweerder de loongerelateerde uitkering omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 - 100%. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Volgens de rapportage van de verzekeringsarts van 20 februari 2020 dient een herbeoordeling plaats te vinden. Nu eiser in Turkije woonachtig is, besluit de verzekeringsarts eiser op te roepen naar Nederland, zodat een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek kan plaatsvinden.
4. Met het voornemen tot wijziging van de beslissing heeft verweerder eiser per
19 maart 2020 voor 4,91% arbeidsongeschikt geacht. Verweerder heeft aan dit besluit een orthopedisch expertise rapport van 28 januari 2022, een psychiatrisch expertise rapport van 16 maart 2022, de rapportage van de verzekeringsarts van 22 maart 2022 met een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van eenzelfde datum en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 23 maart 2022 ten grondslag gelegd. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit een psychiatrisch expertise rapport en een neuropsychologisch expertise rapport van 6 juni 2023, de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 juni 2023 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 juni 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar de FML gewijzigd en een aantal aanvullende beperkingen toegevoegd in de rubrieken 1 en 2 van de FML van 7 juni 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser opnieuw berekend en wel op 4,91%. Bij deze uitkomst heeft eiser geen recht op een WIA-uitkering, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder heeft daarom de WIA-uitkering van eiser per 30 oktober 2023 beëindigd.
Het standpunt van eiser
6. Eiser voert aan dat er meer fysieke beperkingen aangenomen hadden moeten worden en dat er ten onrechte beperkingen zijn komen te vervallen ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2018. Dat is onnavolgbaar, omdat uit het orthopedisch expertise rapport is gebleken dat de beperkingen en klachten van eiser zijn toegenomen ten opzichte van 2018. In verband met zijn beperkingen is eiser ook niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.

Het oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden eiser per 19 maart 2020 (datum in geding) voor 4,91% arbeidsongeschikt heeft geacht.
8. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiser heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op zijn verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek
9. Voor eiser is het onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vaststelt dat zijn medische situatie niet is gewijzigd, maar dat dan toch op basis van dezelfde medische feiten als bij de WIA-beoordeling in 2018 tot een geheel andere mate van zijn belastbaarheid wordt gekomen, met name ten aanzien van de schouderklachten. Volgens eiser ontbreekt hierbij een nadere motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 3 januari 2024 toegelicht dat de fysieke beperkingen juist zijn vastgesteld op basis van de anamnese, het lichamelijk onderzoek van de primaire verzekeringsarts, de resultaten van de ingeschakelde deskundigen en zijn eigen onderzoek in bezwaar. Bovendien is er bij het opstellen van de FML rekening gehouden met de klachten van het bewegingsapparaat van eiser, met name ook de schouder. Dit blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook uit de aangenomen beperkingen op onder andere schroefbewegingen, reiken, duwen en trekken, tillen en boven schouderhoogte werken.
11. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd hoe hij tot een andere belastbaarheid van eiser is gekomen dan bij de WIA-beoordeling in 2018. Deze grond slaagt niet.
Ten aanzien van het arbeidsdeskundige onderzoek
12. Voor zover eiser stelt dat de functie medior soldering operator (SBC-code 111180 ) ongeschikt is, overweegt de rechtbank als volgt.
13. Eiser betoogt dat bij deze functie beheersing van de Engelse taal noodzakelijk is, omdat uit de Resultaat functiebeoordeling blijkt dat eiser in staat moet zijn om een vakgerichte vierdaagse opleiding in het Engels te volgen. Eiser spreekt of begrijpt echter helemaal geen Engels.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat voor het volgen van de interne opleiding men verondersteld wordt op elementair (basisschool-) niveau te kunnen lezen en schrijven. Eiser heeft in zijn geboorteland het basisonderwijs afgerond. Bovendien is het gevraagde opleidingsniveau voor deze functie niveau 2. Hier voldoet eiser aan. De Engelse taal zal volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen probleem vormen voor eiser. Gedurende de lessen wordt afwisselend zowel in het Nederlands als in het Engels (naar behoefte van de cursist) uitleg gegeven. De opleider beheerst namelijk beide talen. Omdat er veel vakjargon bij komt kijken en deze uit Engelse termen bestaat, is het essentieel dat cursisten zich die eigen maken. De lessen bestaan voornamelijk uit een praktijkgedeelte (70 tot 80%). Het examen is in het Engels en bestaat uit een praktijkopdracht en een theoriegedeelte. Tevens hebben de cursisten al een tijdje mee gelopen op de werkvloer en wordt verondersteld dat zij reeds bekend zijn met gebezigde Engelse terminologie/vakjargon.
15. De rechtbank stelt vast dat het standpunt van eiser dat hij geen enkele beheersing heeft van de Engelse taal niet door verweerder wordt betwist. Een persoon die geen enkele beheersing heeft van de Engelse taal, zal het voor deze functie benodigde examen niet goed kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank is vanwege het vereiste van beheersing van de Engelse taal en het gegeven dat eiser geen enkele beheersing heeft van de Engelse taal de functie medior soldering operator niet voor eiser geschikt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor genoemde functie niet mocht worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Deze grond slaagt.
Conclusie
16. Gezien hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 15. berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke arbeidsdeskundige grondslag. Het beroep van eiser is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder een nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling moet maken. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van acht weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
17. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Ook zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.