ECLI:NL:RBAMS:2024:2535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
AMS 23_1056
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en de Amber-beoordeling in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.C.F. Kramer, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het primaire besluit van 12 mei 2022, waarin verweerder de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering per 28 september 2020 afwees. Eiseres had zich eerder ziek gemeld en was in 2019 al beoordeeld op haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts in zijn rapportage concludeerde dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk sprake was van toegenomen beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn standpunt op zorgvuldige wijze had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van dezelfde ziekteoorzaak en dat de aanvraag voor de WIA-uitkering terecht was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, zonder veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1056

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B.C.F. Kramer),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 12 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per
28 september 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA [1] wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid geweigerd.
Bij besluit van 12 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als tandartsassistente voor gemiddeld 23,68 uur per week. Op 25 oktober 2017 meldde eiseres zich ziek voor dit werk. Eiseres vroeg vervolgens een WIA-uitkering aan. In het kader van deze aanvraag hebben een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres belastbaar is met inachtneming van beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
26 september 2019. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens vastgesteld dat eiseres niet meer geschikt is voor haar laatst verrichte werk. Er zijn drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiseres wel zou kunnen uitoefenen: productiemedewerker industrie, commercieel-administratief medewerker en wikkelaar. Gelet op de loonwaarde van die functies is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 23 oktober 2019 berekend op 0%. De WIA-uitkering is daarom afgewezen. Op 3 november 2021 heeft eiseres zich gemeld bij verweerder met een wijzigingsformulier toegenomen arbeidsongeschikt per 28 september 2020.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen. Verweerder heeft aan dit besluit een rapportage van de verzekeringsarts van 12 mei 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts is van oordeel dat er bij eiseres per 28 september 2020 geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschikt ten gevolge van dezelfde klachten of andere klachten als waarvoor eiseres per 23 oktober 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eiseres wordt belastbaar geacht overeenkomstig de FML van 26 september 2019. Derhalve heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 januari 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep handhaaft het standpunt van de primaire verzekeringsarts met een gewijzigde argumentatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet namelijk wel reden voor extra beperkingen ten aanzien van fysiek zwaar werk als gevolg van de buikklachten en energetische consequenties daarvan.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres meent dat wel degelijk sprake is van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak als op grond waarvan zij de eerdere WIA-wachttijd heeft doorlopen. Hierbij is volgens eiseres van belang dat bij de beoordeling of sprake is van dezelfde ziekteoorzaak, bij twijfel, van toename vanwege dezelfde ziekteoorzaak dient te worden uitgegaan. Tevens voert eiseres aan dat zij meer beperkingen heeft dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep van uit gaat. Ook stelt eiseres dat zij gelet op haar medische beperkingen niet in staat kan worden geacht om de eerder geduide functies te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank
5. In de Wet WIA is een bepaling opgenomen dat het recht op uitkering kan herleven als de verzekerde binnen vijf jaar na de eerdere beëindiging van de uitkering weer minimaal 35% arbeidsongeschikt blijkt te zijn. [2] Hieraan zijn twee voorwaarden verbonden: er moet sprake zijn van een toename van de medische beperkingen en de arbeidsongeschiktheid moet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak op grond waarvan hij of zij eerder recht op een WIA-uitkering had. Dit wordt ook wel een “Amber-beoordeling” genoemd.
6. In geschil is of eiseres in aanmerking komt voor een WIA-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak, binnen vijf jaar na
23 oktober 2019.
7. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op een spreekuur en medisch onderzoek verricht. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het eerdere medische oordeel getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de behandelend sector en een telefonische hoorzitting. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
9. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de datum in geding,
28 september 2020, slechts een maand na de ondergane gastric bypassoperatie ligt. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de operatie in de rapportage van 12 januari 2023 heeft benoemd. De operatie is derhalve meegenomen in het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Amber-toets
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert aan dat geen sprake is van toegenomen beperkingen ten gevolge van dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor in 2019 een WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden. Bij de WIA-beoordeling in 2019 ging het namelijk om gecompliceerde rouw met depressieve klachten, angst en bloedarmoede. Hiervoor zijn toen beperkingen gesteld in de rubrieken I, II en VI van de FML. Bij de melding toegenomen arbeidsongeschiktheid per 28 september 2020 gaat het om buikklachten na een ondergane gastric bypassoperatie, ook wel geduid als Prikkelbare Darm Syndroom. Dit betreft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een andere ziekteoorzaak. Deze buikklachten hebben hun weerslag op het psychisch welbevinden van eiseres. Ook deze recidiverende psychische klachten zijn dus het gevolg van een andere ziekteoorzaak, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bovendien wordt naar de mening van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 26 september 2019 in voldoende mate rekening gehouden met de psychische klachten op 28 september 2020, waardoor deze klachten niet leiden tot toegenomen beperkingen.
11. Eiseres meent dat wel sprake is van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak. Mede op grond van de buikpijnklachten en de psychische problematiek heeft eiseres namelijk de eerdere WIA-wachttijd doorlopen. Eiseres voert aan dat de huisarts in zijn schrijven van 21 augustus 2020 aangeeft dat de psychische klachten al langer bestonden en ook te maken hebben met het zelfbeeld van eiseres. De maagverkleining volgt dan uit het negatieve zelfbeeld (de psychische problematiek) van eiseres. Na de maagverkleining zijn de buikklachten toegenomen. Daarnaast is er sprake van een recidiverende depressie, onder andere ook ten aanzien van de rouwverwerking.
12. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bij de WIA-beoordeling in 2019 in zijn rapportage van 26 september 2019 als diagnose heeft gesteld: rouwreactie en ijzergebreksanemie. Daarbij staat in de rapportage van de verzekeringsarts niets over buikpijnklachten. Bij de WIA-beoordeling naar aanleiding van de melding toegenomen arbeidsongeschiktheid wordt als diagnose gesteld: buikklachten bij status na gastric bypass operatie in augustus 2020 (Prikkelbare Darm Syndroom) en depressieve episode. De rechtbank oordeelt dat uit de rapportage van de verzekeringsarts van 26 september 2019 niet blijkt dat eiseres ook al bij de WIA-beoordeling in 2019 buikpijnklachten ervaarde. Voor zover eiseres heeft toegelicht dat er al psychische problematiek speelde bij de WIA-beoordeling in 2019 en dat zij de maagverkleining is ondergaan ten gevolge van die psychische problematiek en deze maagverkleining vervolgens heeft geleid tot meer buikpijnklachten, volgt de rechtbank haar niet. Deze schakels van omstandigheden kunnen wel de feitelijke lijn van de gebeurtenissen zijn, maar bij de amber-toets wordt gekeken naar de ziekteoorzaak van de klacht. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar heeft uitgelegd waarom geen sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. Omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van dezelfde ziekteoorzaak, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de andere beroepsgronden.
Conclusie
13. Verweerder heeft terecht beslist dat eiseres geen aanspraak maakt op een WIA-uitkering op grond van de Amber-toets.
14. Het beroep van eiseres is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de door eiseres gemaakte proceskosten of een vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Artikel 55 van de Wet WIA.