Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als tandartsassistente voor gemiddeld 23,68 uur per week. Op 25 oktober 2017 meldde eiseres zich ziek voor dit werk. Eiseres vroeg vervolgens een WIA-uitkering aan. In het kader van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres belastbaar is met inachtneming van beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 september 2019. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens vastgesteld dat eiseres niet meer geschikt is voor haar laatst verrichte werk. Er zijn drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiseres wel zou kunnen uitoefenen: productiemedewerker industrie, commercieel-administratief medewerker en wikkelaar. Gelet op de loonwaarde van die functies is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per
23 oktober 2019 berekend op 0%. De WIA-uitkering is daarom afgewezen en eiseres is een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend.
2. Eiseres heeft zich op 16 maart 2020 wederom ziek gemeld en een ZW-uitkering gekregen. Deze ziekmelding hield verband met een toename van haar depressieve klachten. In augustus 2020 heeft eiseres vervolgens een maagverkleining gehad. Nadien meldt eiseres ook veel buikpijn-, misselijkheids- en vermoeidheidsklachten. Op 14 oktober 2021 is eiseres onderzocht door een arts van verweerder in verband met een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling.
3. Met het primaire besluit heeft verweerder de ZW-uitkering per 29 oktober 2021 beëindigd, omdat eiseres werd geacht arbeidsgeschikt te zijn voor haar eigen werk. Hieraan heeft verweerder de rapportage van de arts van 22 oktober 2021ten grondslag gelegd. Volgens de arts heeft eiseres verminderde functionele mogelijkheden overeenkomstig de eerder opgestelde FML van 26 september 2019 en is eiseres geschikt voor haar eigen werk (de eerder geselecteerde voorbeeldfuncties).
4. Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 maart 2022 ten grondslag gelegd. In die rapportage wordt door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld dat eiseres wordt gevolgd in haar stelling dat zij nu meer beperkingen heeft ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2019, zowel op lichamelijk als psychisch vlak. Na overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep worden de eerder geduide functies wel als passend beschouwd. De voorbeeldfuncties zijn namelijk minder zwaar belastend dan de maximum grenzen van de belastbaarheid, zoals opgenomen in de FML. Het betreft voornamelijk zittend en energetisch en psychisch niet zwaar belastend werk.
5. Eiseres is tegen het bestreden besluit I in beroep gegaan. Het beroep is door rechtbank Amsterdam in een uitspraak van 26 januari 2023 gegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel is dat er in deze zaak aanleiding bestaat voor twijfel aan de
juistheid van de door de artsen aangenomen belastbaarheid van eiseres en er een
spreekuurcontact met een verzekeringsarts had moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft daarom het bestreden besluit I vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
6. In het bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 mei 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres op grond van haar gezondheidssituatie geschikt is voor haar eigen werk, bestaande uit de geduide functies bij de WIA-beoordeling in 2019.
7. Eiseres meent in het geheel niet in staat te zijn om arbeid te verrichten, waardoor zij in aanmerking dient te worden gebracht voor een ZW-uitkering. Eiseres voert bovendien aan dat zij meer beperkingen heeft dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep van uit gaat. Volgens eiseres is zij, gelet op haar medische beperkingen, ook niet in staat om de geduide functies te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank
8. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden de ZW-uitkering aan eiseres per 29 oktober 2021 heeft beëindigd.
9. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van
de Centrale Raad van Beroep wordt onder ‘zijn arbeid' verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Als een betrokkene blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, geldt als maatstaf de arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak op een WIA-uitkering. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die zijn geduid bij de WIA-beoordeling.
10. Uitgangspunt is dat verweerder zich mag baseren op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep als deze voldoen aan de eisen die in de rechtspraak zijn geformuleerd. Zo moeten de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres gezien op een spreekuur en medisch onderzoek verricht. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het eerdere medische oordeel getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de behandelend sector en zijn eigen onderzoek op het spreekuur. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
12. Eiseres vindt dat zij geheel niet in staat is om arbeid te verrichten. Zij voert aan dat zij uitgeput en krachteloos is en op bed moet liggen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep meent dat een uitzonderingssituatie in de zin van geen benutbare mogelijkheden niet van toepassing is, gezien het feit dat eiseres niet is opgenomen in een ziekenhuis of instelling, ze niet bedlegerig is, ze niet ADL-afhankelijk is en in staat is tot psychisch en sociaal functioneren, gelet op haar dagverhaal en sociale status. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de claim van eiseres met betrekking tot bedlegerigheid niet kan worden verklaard vanuit het onderliggende ziektebeeld. Bij het Prikkelbare Darm Syndroom is namelijk geen sprake van een actief ontstekingsproces. Bovendien kan de vermoeidheid en verminderde conditie van betrokkene niet verklaard worden vanuit ondergewicht en zijn er geen aanwijzingen dat de bloedarmoede onvoldoende behandeld was. De rechtbank is van oordeel dat deze overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend zijn en volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt.
13. Eiseres voert aan dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van concentratie, omgaan met conflicten, (frequent) buigen, reiken, tillen/dragen, zitten, gebogen actief zijn en werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat een "Amber-beoordeling" in het kader van de Wet WIA per 28 september 2020 heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam] in zijn rapportage van 12 januari 2023 geschreven dat de buikklachten en energetische consequenties ervan wel reden vormen om beperkingen aan te nemen ten aanzien van fysiek zware belastingen, zoals bij tillen, dragen, staan tijdens werk en lopen tijdens werk. Dergelijke beperkingen acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep in deze procedure ook aan de orde. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiseres daarmee echter wel geschikt te achtten voor alle eerder geduide functies. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat uit raadpleging van het CBBS-handboek en overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat de geselecteerde functies voornamelijk zittend werk omvatten en bovendien energetisch en psychisch niet zwaar belastend zijn.
14. De rechtbank stelt verder vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldaan aan de instructie van de rechtbank neergelegd in de uitspraak van 26 januari 2023. Zo heeft er dit keer wel een spreekuurcontact plaatsgevonden met een verzekeringsarts, namelijk op 10 mei 2023 met verzekeringsarts bezwaar en beroep T.S. de Lange. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daar geen aanleiding voor gezien. Daarbij heeft eiseres deze stelling niet onderbouwd met medische stukken. Nu deze klachten niet medisch zijn onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt voor onjuist te houden. De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen en het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Dit betekent dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Ten aanzien van de eerder geselecteerde functies
16. In de rapportage van 2 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschreven dat eiseres is aangewezen op energetisch niet zwaar belastend werk. In de uitspraak van 26 januari 2023 heeft de rechtbank aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat op welke beperkingen de verzekeringsarts bezwaar en beroep doelt en of dit ook gevolgen zou hebben voor de mogelijkheden van eiseres tot tillen en reiken. In de rapportage van
17 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het gaat om lichte beperkingen ten aanzien van (trap)lopen, staan, tillen, dragen en frequent ver buigen. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep per functie uiteengezet waarom de belastbaarheid van eiseres op de punten tillen en reiken niet wordt overschreden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiseres daarom geschikt voor de eerder geduide functies. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende overtuigend heeft gemotiveerd dat de eerder geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres.
17. Verweerder heeft op goede gronden de ZW-uitkering aan eiseres per 29 oktober 2021 beëindigd.
18. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de door eiseres gemaakte proceskosten of een vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.