In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Wescon Group B.V. en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiseres, Wescon Group B.V., had een voorschot van € 4.224,- ontvangen op basis van de NOW-3 regeling, maar verweerder heeft bepaald dat de definitieve tegemoetkoming niet kan worden berekend en dat het voorschot terugbetaald moet worden. Dit besluit is genomen omdat eiseres niet tijdig een definitieve berekening van de subsidie had aangevraagd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op 15 april 2024, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar indirect bestuurder. De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres niet kan worden verweten dat zij de aanvraag voor de definitieve vaststelling van de subsidie niet tijdig heeft ingediend, omdat zij verhuisd was en de herinneringsbrieven niet had ontvangen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de subsidie op nihil vast te stellen, omdat eiseres niet aan de vereisten voldeed om in aanmerking te komen voor de subsidie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft verweerder wel opgedragen het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-.