ECLI:NL:RBAMS:2024:2584

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
AMS 23/7042
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de afwijzing van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een balkon in Amsterdam

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiseres had op 11 november 2022 een vergunning aangevraagd voor het plaatsen van een balkon en het aanpassen van de achter- en zijgevel van haar woning. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 5 januari 2023 niet in behandeling genomen, omdat het zou gaan om een herhaalde aanvraag. Na bezwaar van eiseres heeft het college op 7 november 2023 de aanvraag alsnog afgewezen, met als argument dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat er sprake zou zijn van onevenredige privacyschending voor de buren.

De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning niet kan worden verleend. De rechtbank wijst erop dat het college de belangen van alle betrokkenen niet zorgvuldig heeft afgewogen en dat de motivering van de afwijzing niet overtuigend is. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen, hetzij door een aanvullende motivering te geven, hetzij door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank stelt een termijn van acht weken in voor het herstel van het besluit en bepaalt dat het college binnen twee weken moet meedelen of het gebruik maakt van deze gelegenheid. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/7042 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.J. van Riessen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J.J. Stellinga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning [1] .
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 11 november 2022 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een balkon op de eerste verdieping en het veranderen van de achter- en zijgevel van het pand aan de [adres 1] [huisnummer 1] in Amsterdam met behoud van de bestemming wonen.
2.1.
Met het primaire besluit van 5 januari 2023 heeft het college besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat sprake is van een herhaalde aanvraag. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.2.
Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college – conform het advies van de bezwaarschriftencommissie – het primaire besluit herroepen en de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning geweigerd. [2] Het college heeft het bouwplan getoetst aan het ter plekke geldende bestemmingsplan ‘Oostelijke binnenstad’ (het bestemmingsplan). Volgens het college is het bouwplan in strijd met de artikelen 16.2.1 en 16.2.2 van het bestemmingsplan, omdat het balkon zorgt voor een vergroting van het gebouw en overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte op de tot ‘Tuin-3’ bestemde gronden. Het bestemmingsplan kent een mogelijkheid om af te wijken van deze regels ten behoeve van balkons, maar het bouwplan voldoet niet aan de hiervoor geldende toetsingscriteria. Met name wordt niet voldaan aan de 45-graden-regel en wordt de relatie tot de belendende panden aangetast. Omdat sprake is van onevenredige privacy schending ten aanzien van de belendende woning [adres 2] [huisnummer 2] , weigert het college ook om buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan. Aan het bestreden besluit liggen de adviezen van Ruimte en Duurzaamheid van 26 april 2023 en 5 september 2023 ten grondslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. Per 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Dat betekent in deze zaak dat de rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Eiseres voert aan dat geen sprake is van onevenredige privacyschending. Volgens eiseres ligt de woning aan de [adres 2] [huisnummer 2] ruim acht meter verwijderd van haar woning. Door de realisatie van het balkon verandert de privacy niet, omdat er nu ook al sprake is van inkijk. Verder komt het balkon op iets meer dan twee meter van een raam van de [adres 2] [huisnummer 2] te liggen en niet op minder dan twee meter, zoals in het advies van Ruimte en Duurzaamheid van 5 september 2023 staat.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en niet voldoet aan de mogelijkheid voor binnenplans afwijken. Het college heeft bij de besluitvorming over een aanvraag als deze beleidsruimte. Dat betekent dat het college de keuze heeft om al dan niet gebruik te maken van zijn bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij moet het college de betrokken belangen afwegen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom het niet wenst mee te werken aan de verlening van de omgevingsvergunning. Het college heeft namelijk onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een onevenredige schending van de privacy van de bewoners van de belendende panden. Het college moet een belangenafweging maken en beoordelen of sprake is van onevenredige schending van privacy, in het licht van de belangen die zijn gediend met de verlening van de omgevingsvergunning. Uit de motivering van het bestreden besluit en de toelichting van de gemachtigde ter zitting blijkt niet dat het college die afweging voldoende zorgvuldig heeft gemaakt. Het college heeft alleen gekeken naar de situatie van één omwonende, namelijk van de bewoner van [adres 2] [huisnummer 3] . Uit het bestreden besluit of de adviezen van Ruimte en Duurzaamheid blijkt niet dat rekening is gehouden met de overige betrokken belangen, waaronder de privacy situatie van alle omwonenden, inclusief die van eiseres, in de bestaande situatie en wat het bouwplan op dat punt mogelijk ook in positieve zin kan betekenen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres ter zitting gemotiveerd heeft gesteld dat zowel de Vereniging van Eigenaars als de directe buurvrouw geen bezwaar hebben tegen de realisatie van het balkon. Zij zouden het plan juist toejuichen omdat het realiseren van het bouwplan – ten opzichte van de huidige situatie waarin eiseres gebruik kan maken van haar tuin – een positieve impact op hun privacy heeft. Dat komt de rechtbank aannemelijk voor, net als de gemotiveerde stelling van eiseres dat de realisatie van het balkon leidt tot meer privacy in haar eigen woning. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat Ruimte en Duurzaamheid in haar adviezen is uitgegaan van de verkeerde afstand vanaf het beoogde balkon tot aan het raam van de [adres 2] [huisnummer 3] . Volgens het advies van Ruimte en Duurzaamheid ligt het beoogde balkon binnen twee meter van het raam van de [adres 2] [huisnummer 3] . Uit het door het college ingediende verweerschrift komt naar voren dat de afstand méér dan twee meter bedraagt. Op zitting is vastgesteld dat het om 2,15 meter gaat. Het standpunt van het college in het verweerschrift dat de inkijk vanaf het balkon in de gevelopeningen van de achtergevel van het pand [adres 2] [huisnummer 2] reeds voldoende reden is om de omgevingsvergunning te weigeren, omdat de afstand circa 6,5 meter bedraagt, overtuigt zonder nadere motivering ook niet. Ook daarbij geldt namelijk dat de reeds bestaande situatie en de gevolgen van het bouwplan voor alle omwonenden in aanmerking moeten worden genomen. Bovendien is vaste rechtspraak dat enige mate van inbreuk op de privacy in een verstedelijkte omgeving geduld moet worden.
8. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. [3] De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. [4] De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak. [5] Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank geeft het college in overweging Ruimte en Duurzaamheid een nieuw advies te laten uitbrengen na een bezoek ter plaatse. Uiteraard kan een zorgvuldige afweging van alle bij het besluit betrokken belangen, uitgaande van de juiste feitelijke situatie, ook tot de conclusie leiden dat het college alsnog aan eiseres de omgevingsvergunning verleent. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank vervolgens zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [6]
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder c van de Wabo en artikel 2.12 van de Wabo.
3.Dit is in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Op grond van artikel 8:80a van de Awb.
6.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.