In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor de Eenmalige energietoeslag 2022, zoals geregeld in de Participatiewet. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen op 31 januari 2023, omdat eiser op de datum van zijn aanvraag niet geregistreerd stond met een vaste woon- en verblijfplaats in de Basisregistratie Personen (Brp). Eiser had bewust gekozen om zich niet in te schrijven met een vast adres, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelde dat het college niet onredelijk handelde door de aanvraag af te wijzen, gezien de letterlijke tekst van de Beleidsregels voor de energietoeslag. Eiser had weliswaar een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen toezegging was gedaan door het college dat eiser recht had op de toeslag.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende wel een proceskostenvergoeding toe aan eiser van € 1.750,-, omdat het college had verzuimd om een verslag van de hoorzitting op te stellen, wat als een onzorgvuldigheid werd beschouwd. De rechtbank benadrukte dat het college verantwoordelijk is voor zorgvuldige taakuitvoering en dat het ontbreken van een verslag nadelig was voor de rechtspositie van eiser. De uitspraak werd mondeling gedaan, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.