7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Diefstal, heling en wapenbezit
Verdachte heeft zich meerdere keren schuldig gemaakt aan diefstal en heling. Dit zijn hinderlijke feiten die veel schade en overlast bezorgen. Verdachte heeft voorts een balletjespistool voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk op een vuurwapen gelijkend voorwerp is verboden, omdat dit voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren meermaals voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het enkelvoudig psychologisch onderzoek van 8 januari 2024, opgemaakt door E.C. Wendt. Daarin wordt vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde psychotrauma of stress gerelateerde stoornis, een posttraumatische stressstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Wat betreft indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht zijn er aanwijzingen dat verdachte beperkt in staat is om de consequenties van zijn gedrag te overzien. Pedagogische sturing en invloed worden nog als wenselijk gezien. Verdachte is beïnvloedbaar en impulsief. Hij is gebaat bij een groepsgericht klimaat. Er wordt daarom geconcludeerd dat er voldoende indicaties zijn voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht.
De psycholoog acht begeleiding en behandeling voor verdachte noodzakelijk. De focus dient hierbij in eerste instantie te worden gelegd op een klinische opname – bijvoorbeeld in [naam kliniek 2] kliniek – waarin aandacht wordt besteed aan het verwerken van trauma’s en het behandelen van de verslaving. Van daaruit zal moeten worden toegewerkt naar een stabiele thuissituatie, met voldoende begeleiding. Vanuit een stabiele woonsituatie kan ambulante vervolgbehandeling worden opgestart. Dit alles kan worden gerealiseerd in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Er wordt geen ISD-maatregel geadviseerd. Contra-indicaties zijn de jonge leeftijd van verdachte en zijn onrijpheid. Daarnaast wordt niet gedacht dat de pathologie van verdachte binnen een ISD-traject op zorgvuldige en veilige manier kan worden behandeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsrapport van 12 april 2024, opgemaakt door [naam] . Zij adviseert – anders dan de psycholoog – om het volwassenstrafrecht toe te passen. Hoewel de reclassering onderschrijft dat pedagogische sturing en invloed wenselijk is, is het inzetten van beïnvloeding binnen het jeugdstrafrecht een gepasseerd station. Daarbij verwijst de reclassering naar een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 augustus 2021 waarbij destijds ook al is geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen omdat de mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht voor verdachte zijn uitgeput.
De reclassering adviseert daarnaast om bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar op te leggen. Dit is het enige kader dat de potentie heeft om de problematiek van verdachte te doorbreken. Het is mogelijk wenselijk om verdachte vanuit ISD op te laten nemen in een forensische kliniek met een hoog beveiligingsniveau, waarna gewerkt kan worden naar langdurige woonzorg, mogelijk in combinatie met dagbesteding en bij voorkeur buiten het gebied van Amsterdam. Binnen de intramurale fase kan eveneens onderzocht worden of de wlz-indicatie van verdachte dient te worden opgeschaald. De reclassering heeft hierbij benadrukt dat het – gelet op de houding van verdachte, plus de complexiteit van zijn situatie/verleden – niet is gelukt om beschermd wonen in een drangkader dan wel in een vrijwillig kader te realiseren. Binnen de onvoorwaardelijke ISD-maatregel is er tijd en ruimte om te zoeken naar een passende woonvorm, waar hij op basis van zijn wlz-indicatie ook na het doorlopen van het ISD-traject kan blijven wonen.
Ten aanzien van de wens van verdachte om naar de [naam kliniek 1] te gaan benadrukt de reclassering dat dit geen forensische kliniek is. Verdachte heeft hier een intake op 21 mei 2024, maar er zijn contra-indicaties. Het is zodoende op voorhand niet te zeggen of verdachte voldoet aan de criteria voor behandeling bij hen. Daarbij speelt de wachtlijstproblematiek en zou verdachte – indien hij wordt aangenomen – naar verwachting pas na 3 á 4 maanden kunnen starten. Ten aanzien van [naam kliniek 2] kliniek heeft [naam kliniek 2] twijfels geuit of verdachte wel geschikt is voor een behandeling bij hen. De doelgroep zijn voornamelijk jongeren die veroordeeld zijn tot de voorwaardelijke PIJ-maatregel, een klein deel heeft de Gedrag beïnvloedende Maatregel opgelegd gekregen. Laatstgenoemde heeft niet de voorkeur van [naam kliniek 2] , aangezien dit minder mogelijkheden biedt tot begeleiden. Zij geven daarnaast aan dat er voor een behandeling bij [naam kliniek 2] sprake moet zijn van motivatie, leerbaarheid en zelfinzicht. De reclassering verwacht niet dat [naam kliniek 2] geschikt is voor verdachte. De reclassering benadrukt dat er sprake is van een hoog risico op recidive en op het onttrekken aan de voorwaarden, waardoor een drangkader of de voorwaardelijke ISD-maatregel naar inziens van Reclassering Inforsa niet tot de mogelijkheden behoort. Indien verdachte wordt veroordeeld tot de voorwaardelijke ISD-maatregel met een klinische opname dan kan verdachte worden geplaatst in [naam kliniek 3] . Zij hebben aangegeven dat verdachte per 10 juni 2024 daar terecht kan.
De rechtbank heeft psycholoog E.C. Wendt ter zitting als deskundige gehoord. Zij heeft het advies in het psychologisch rapport bevestigd. De rechtbank heeft voorts reclasseringsmedewerker [naam] als deskundige gehoord. Zij heeft het advies in het reclasseringsrapport bevestigd.
Toepassing jeugdstrafrecht?
Gelet op de hierboven genoemde rapporten ziet de rechtbank geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Hoewel de rechtbank onderschrijft dat de ontwikkeling van verdachte nog niet lijkt voltooid en pedagogische sturing en invloed nog wenselijk is, volgt de rechtbank het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming alsmede de reclassering dat de mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht met betrekking tot verdachte zijn uitgeput.
ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 april 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages van de psycholoog en de reclassering, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens voornoemd uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel op dit moment het enige kader is dat de potentie heeft om de problematiek van verdachte te doorbreken. Een drangkader binnen een voorwaardelijk strafdeel biedt onvoldoende waarborgen, nog daargelaten dat daarvoor inmiddels weinig ruimte bestaat vanwege de relatief lange periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij nu serieus van plan is te proberen zijn leven een andere wending te geven, en dat hij daartoe ook diverse initiatieven heeft ondernomen. Zo heeft hij zich aangemeld voor de Yes We Can Clinic. De rechtbank heeft hiervoor zeker waardering maar vindt dit, met name ook gelet op voormelde rapporten, geen afdoende waarborg tegen herhaald strafbaar gedrag en dus onvoldoende om van het opleggen van de ISD-maatregel af te zien. Hetzelfde geldt voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en/of een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang. Deze kaders bieden onvoldoende waarborg voor een langdurige klinische behandeling en inperking van het recidiverisico. De rechtbank zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen en aan verdachte de ISD-maatregel opleggen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de ISD-maatregel voorwaardelijk dan wel onvoorwaardelijk moet worden opgelegd. Met de officier van justitie, de deskundigen en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte langdurig intensieve klinische trauma- en verslavingsbehandeling nodig heeft om te voorkomen dat hij in de toekomst weer strafbare feiten pleegt. Vervolgens zal moeten worden toegewerkt naar een passende woonplek met intensieve begeleiding, van waaruit verdachte aanvullende ambulante behandeling zal moeten volgen. Vanwege het hoge risico op recidive en de grote kans op het onttrekken aan voorwaarden, acht de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel niet haalbaar. Door aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen kan verdachte langdurig en intensief in een klinisch kader behandeld worden voor zijn problematiek en kan de voor verdachte gewenste hulp ten aanzien van andere leefgebieden worden geboden. Daarnaast wordt de maatschappij beschermd tegen de delicten die verdachte pleegt. De rechtbank heeft oog voor de jonge leeftijd van verdachte en spreekt de verwachting uit dat binnen de ISD-maatregel maatwerk zal worden geleverd en verdachte vanuit de intramurale fase zo snel als mogelijk zal doorstromen naar een passende klinische behandelplek. Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ISD-maatregel passend.
Maximale termijn van twee jaren
De rechtbank vindt het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De maatschappij moet optimaal worden beschermd, de recidive van verdachte moet worden beëindigd en er moet een bijdrage worden geleverd aan de oplossing van zijn problematiek. Daarom zal de rechtbank de maatregel opleggen voor de maximale termijn van twee jaren. De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.