ECLI:NL:RBAMS:2024:3036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
AMS 22/6319
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag en terugvordering door sociale verzekeringsbank na beëindiging werk ex-partner

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van de sociale verzekeringsbank (verweerder) behandeld. Eiseres, afkomstig uit Polen, had een aanvraag voor kinderbijslag ingediend, die aanvankelijk werd goedgekeurd op basis van het werk van haar ex-partner in Nederland. Echter, na het stoppen van haar ex-partner met werken in Nederland op 30 april 2022, heeft verweerder besloten om de kinderbijslag vanaf mei 2022 stop te zetten en een bedrag van € 1.158,44 terug te vorderen wegens te veel ontvangen kinderbijslag. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond, met de argumentatie dat eiseres op de hoogte had moeten zijn van de wijziging in haar situatie en deze tijdig had moeten doorgeven.

De rechtbank beoordeelt of de beslissing van verweerder terecht was. Eiseres stelt dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de nalatigheid van haar ex-partner en dat de terugvordering haar in financiële problemen zal brengen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres, als aanvrager van de kinderbijslag, verantwoordelijk is voor het doorgeven van relevante wijzigingen in haar situatie. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiseres minder of niets hoeft terug te betalen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder, waarbij eiseres het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/6319

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Polen), eiseres

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder om aan eiseres geen kinderbijslag toe te kennen over de maanden mei 2022 tot en met september 2022 en de beslissing van verweerder om een bedrag van
€ 1.158,44 van eiseres terug te vorderen.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verweerder heeft eiseres op 9 september 2020 een aanvraagformulier kinderbijslag toegestuurd, omdat haar ex-partner werkzaam was in Nederland. Eiseres heeft het formulier op 20 oktober 2020 teruggestuurd. Met een beslissing van 19 november 2020 heeft verweerder aan eiseres laten weten dat zij over juli 2020 en vanaf het vierde kwartaal van 2020 aanvullend Nederlandse gezinsbijslag krijgt voor haar twee kinderen [naam 1] en [naam 2] .
2.2.
Op 30 april 2022 is de ex-partner van eiseres gestopt met werken in Nederland. Met het primaire besluit van 23 augustus 2022 heeft verweerder daarom beslist dat eiseres vanaf mei 2022 geen aanvullende Nederlandse gezinsbijslag meer krijgt. Met het primaire besluit van 23 augustus 2022 heeft verweerder beslist dat eiseres te veel kinderbijslag heeft ontvangen en dat zij een bedrag van € 1.158,44 aan verweerder moet terugbetalen.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Met het bestreden besluit van 30 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de ex-partner van eiseres niet meer verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (Akw) en dat eiseres had kunnen begrijpen dat zij te veel kinderbijslag ontving. Volgens verweerder had eiseres moeten weten dat zij een wijziging in haar situatie binnen zes weken aan verweerder moest doorgeven, omdat verweerder haar dat in meerdere beslissingen had laten weten. Dat eiseres niet wist dat haar ex-partner niet meer in Nederland werkzaam was, vindt verweerder geen dringende redenen om de kinderbijslag te herstellen. Met haar ex-partner had zij de afspraak kunnen maken dat hij het zo snel mogelijk zou laten weten als hij niet meer werkzaam was in Nederland. Omdat eiseres de aanvraagster was van de kinderbijslag, zijn de financiële consequenties voor haar, en niet voor haar ex-partner. Verweerder ziet in de situatie van eiseres verder geen bijzondere omstandigheden waardoor eiseres minder of niets zou hoeven terug te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft beslist om aan eiseres geen kinderbijslag toe te kennen over de maanden mei 2022 tot en met september 2022. De rechtbank beoordeelt ook of de terugvordering van het bedrag van € 1.158,44 terecht is of dat verweerder redenen had moeten zien om van terugvordering af te zien of de terugvordering te verlagen.
3.2.
Eiseres voert aan dat zij en haar kinderen niet de consequenties moeten dragen van de nalatigheid van haar ex-partner. Het geld dat zij van verweerder heeft ontvangen heeft zij volledig besteed aan de onderhoudskosten van haar kinderen. Het is oneerlijk en in strijd met de principes van sociaal samenleven om eiseres nu dit hoge bedrag terug te laten betalen. Volgens eiseres moet haar ex-partner worden verplicht tot terugbetaling. Eiseres wist niet eens dat hij met zijn werk in Nederland was gestopt. Eiseres verzoekt om haar schuld kwijt te schelden, vanwege haar penibele materiële situatie en omdat de situatie niet haar schuld is. Als eiseres het hoge bedrag wel zou moeten betalen, zouden zij en haar kinderen in armoede belanden.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres recht had op kinderbijslag omdat haar
ex-partner werkzaam was in Nederland. Niet in geschil is dat de ex-partner van eiseres op 30 april 2022 is gestopt met werken in Nederland. Dat betekent dat eiseres vanaf die datum geen recht meer heeft op kinderbijslag.
3.4.
Voor zover eiseres aanvoert dat zij niet wist dat haar ex-partner was gestopt met werken in Nederland en dat zij daarvoor niet de consequenties moet dragen, volgt de rechtbank haar niet. Verweerder heeft in meerdere beslissingen aangegeven dat eiseres wijzigingen in haar situatie moet doorgeven aan verweerder. De situatie dat haar ex-partner is gestopt met werken in Nederland is zo’n wijziging die zij had moeten doorgeven. De omstandigheid dat eiseres en haar ex-partner weinig contact hebben met elkaar, doet daar niet aan af. Zoals verweerder ook stelt, was het aan eiseres om met haar ex-partner af te spreken dat hij het zo snel mogelijk zou laten weten als hij niet meer werkzaam was in Nederland. Dat eiseres en haar ex-partner deze afspraken niet hebben gemaakt, betekent niet dat het recht op kinderbijslag van eiseres moet doorlopen. Het betekent ook niet dat verweerder de financiële consequenties daarvoor moet dragen.
3.5.
De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat bij eiseres geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor zij minder of niets terug hoeft te betalen. Het is de rechtbank niet gebleken en eiseres heeft ook niet aangetoond dat zij door de terugvordering in ernstige sociale of financiële problemen komt. Bovendien heeft verweerder in het bestreden besluit toegelicht dat zij eiseres een formulier zal toesturen aan de hand waarvan haar aflossingscapaciteit kan worden onderzocht. Verweerder zal dan kijken wat eiseres maandelijks kan terugbetalen. Daaruit volgt dat verweerder rekening kan houden met de situatie van eiseres en met hoeveel zij kan terugbetalen.
3.6.
Voor zover eiseres aanvoert dat zij niet begrijpt hoe verweerder in de beslissing van 18 mei 2022 komt tot een bedrag van € 294,60 aan te veel betaalde kinderbijslag over het jaar 2022, overweegt de rechtbank als volgt. In de huidige zaak kan de rechtbank alleen het bestreden besluit van 30 november 2022 beoordelen, waarin het gaat om de kinderbijslag over de maanden mei 2022 tot en met september 2022 en de terugvordering van het bedrag van € 1.158,44. Ten overvloede merkt de rechtbank hierover op dat verweerder in een beslissing van 11 oktober 2022 heeft toegelicht dat het bedrag van
€ 294,60 het bedrag betreft dat eiseres over de maanden januari en februari 2022 aan te veel betaalde kinderbijslag heeft ontvangen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het door haar betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.