In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van de sociale verzekeringsbank (verweerder) behandeld. Eiseres, afkomstig uit Polen, had een aanvraag voor kinderbijslag ingediend, die aanvankelijk werd goedgekeurd op basis van het werk van haar ex-partner in Nederland. Echter, na het stoppen van haar ex-partner met werken in Nederland op 30 april 2022, heeft verweerder besloten om de kinderbijslag vanaf mei 2022 stop te zetten en een bedrag van € 1.158,44 terug te vorderen wegens te veel ontvangen kinderbijslag. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond, met de argumentatie dat eiseres op de hoogte had moeten zijn van de wijziging in haar situatie en deze tijdig had moeten doorgeven.
De rechtbank beoordeelt of de beslissing van verweerder terecht was. Eiseres stelt dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de nalatigheid van haar ex-partner en dat de terugvordering haar in financiële problemen zal brengen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres, als aanvrager van de kinderbijslag, verantwoordelijk is voor het doorgeven van relevante wijzigingen in haar situatie. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiseres minder of niets hoeft terug te betalen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder, waarbij eiseres het griffierecht niet terugkrijgt.