ECLI:NL:RBAMS:2024:3162

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
AMS 23/6577
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een last onder dwangsom opgelegd aan eiseres voor het verwijderen van schors van een boom

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een last onder dwangsom beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een 150 jaar oude rode beuk in Amsterdam, kreeg op 12 januari 2023 een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Deze last verplichtte haar om beschermende maatregelen te nemen rond de kwetsbare delen van de boom. Eiseres maakte bezwaar tegen deze last, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. Na een herziening van het besluit door het college, werd het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat het college de juiste zakelijk gerechtigde heeft aangesproken en dat de hoogte van de dwangsom niet gebaseerd hoeft te zijn op de herstelkosten die eiseres heeft betaald. De rechtbank stelt vast dat de last terecht is opgelegd, omdat het college voldoende bewijs heeft dat de boom in zijn voortbestaan wordt bedreigd door de handelingen van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Eiseres krijgt haar griffierecht terug, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van eigenaren van bomen en de bevoegdheden van het college om handhavend op te treden bij overtredingen van de Bomenverordening.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit Amsterdam, eiseres,
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (het college),
(gemachtigde: mr. A. de Waal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een last onder dwangsom.
1.1.
Op 12 januari 2023 heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met een besluit van 23 mei 2023 (het bestreden besluit I ) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.2.
Op 7 april 2023 heeft het college een invorderingsbesluit genomen, omdat eiseres een dwangsom heeft verbeurd.
1.3.
Met een besluit van 18 oktober 2023 (het bestreden besluit II) heeft het college het besluit van 23 mei 2023 ingetrokken en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] als vervanger van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

Wat voorafging aan deze procedure
2. Eiseres is eigenaar van een ruim 150-jaar oude rode beuk (de boom) die in de tuin staat van perceel [adres] in Amsterdam. Eiseres heeft voor de boom een kapvergunning aangevraagd, omdat de boom volgens een tuinman ziek zou zijn waardoor de bast loslaat.
2.1.
Een bomenadviseur van het college heeft de boom op 23 april 2020 onderzocht. Hij heeft geconcludeerd dat de boom in goede staat verkeert, maar dat de bast rondom de boom volledig is verwijderd. Dat is schadelijk voor de gezondheid van de boom. Hij heeft
geadviseerd een boomdeskundig bedrijf in te schakelen en de stamontwikkeling/ bemanteling weer deskundig te laten aanbrengen die ervoor zorgt dat de cambium hergroei [1] wordt gestimuleerd.
2.2.
Op 3 september 2021 heeft het college aan eiseres een preventieve last onder dwangsom opgelegd waarbij is opgedragen het afbikken van de schors van de boom en het uiteindelijk kappen daarvan geen doorgang te laten vinden. Met een besluit van
28 maart 2022 is het college bij het opleggen van de preventieve last gebleven. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld en [bedrijf 1] als boomdeskundige ingeschakeld. [bedrijf 1] heeft geconstateerd dat de boom in slechte staat verkeert, omdat de stam door rechtstreekse zonnebrand voor meer dan de helft is verbrand. [2] Op 2 november 2022 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan en het beroep van eiseres tegen het besluit van 28 maart 2022 ongegrond verklaard. [3]
Aanleiding voor deze procedure
3. Op 12 januari 2023 heeft het college een last onder dwangsom (de last) aan eiseres opgelegd waarbij is opgedragen om op deskundige wijze zon beschermende maatregelen aan te brengen rond de kwetsbare delen van de boom. Hiervoor is een termijn gegeven van vier weken na de dag van verzending van het besluit. Als eiseres niet aan de last voldoet moet zij een dwangsom betalen van € 3.000,- ineens.
3.1.
Met het bestreden besluit I heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen machtiging van de indiener van het bezwaar had overgelegd. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
3.2.
Met het bestreden besluit II heeft het college het bestreden besluit I ingetrokken, omdat nadien is gebleken dat wel een machtiging van eiseres was ontvangen. Het college heeft het bezwaar van eiseres daarom inhoudelijk behandeld en het bezwaar ongegrond verklaard. Dit betekent dat de last in stand blijft.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt voorop dat het beroep van eiseres in beginsel ook betrekking heeft op het invorderingsbesluit van 7 april 2023. [4] Eiseres heeft het invorderingsbesluit echter niet betwist, noch in haar beroepschrift noch op de zitting. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak daarom alleen of het college de last terecht aan eiseres heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Het invorderingsbesluit van
7 april 2023 laat de rechtbank buiten de beoordeling.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit I
5. De rechtbank stelt vast dat het college tijdens de beroepsprocedure een herziene beslissing op bezwaar (het bestreden besluit II) heeft genomen. Het beroep van eiseres heeft ook betrekking op het bestreden besluit II. [5] Nu het college met het bestreden besluit II het bestreden besluit I heeft vervangen, heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I. De rechtbank zal het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren.
5.1.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding voor een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht, omdat eiseres de machtiging voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit I heeft verstrekt en het college het bezwaar van eiseres daarom ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.
Het bestreden besluit II
Zienswijze
6. Eiseres voert allereerst aan dat het college haar ten onrechte niet om een zienswijze heeft gevraagd. Ook is het concept besluit gericht aan [naam 2] , maar hij heeft niets met de last te maken.
6.1.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb dient het college eiseres in de gelegenheid te stellen om een zienswijze in te dienen voordat het een besluit neemt waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het college eiseres in de brief van 16 december 2022 de gelegenheid heeft gegeven een zienswijze in te dienen. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres, [naam 1] , op 23 december 2022 een zienswijze ingediend. Op basis van die zienswijze heeft het college ingezien dat [naam 2] niet aangeschreven diende te worden. Het primaire besluit van 12 januari 2023 is daarom gericht aan [naam 3] als [functie] van [bedrijf 2] , die op haar beurt eigenaar is van eiseres. Artikel 4:8 van de Awb is dus niet geschonden.
Hoorzitting
7. Eiseres stelt dat zij naar aanleiding van het bezwaarschrift ten onrechte niet is gehoord.
7.1
De rechtbank is het met eiseres eens. In een brief van 8 september 2023 heeft
[naam 3] namens eiseres gereageerd op de uitnodiging van het college om aan een hoorzitting deel te nemen. Alhoewel eiseres dit niet per e-mail kenbaar heeft gemaakt, zoals
het college had gevraagd, heeft zij wel aangegeven een hoorzitting te willen. Dit betekent dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek te passeren [6] , omdat eiseres haar standpunt in het beroepschrift en op de zitting voldoende naar voren heeft kunnen brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarom door dit gebrek niet in haar belangen geschaad.
Overtreding
8. Eiseres betwist dat er sprake is van een overtreding, omdat de boom al ruim 150 jaar oud is en ‘op’ is. De boom begon 7 tot 8 jaar geleden al bast te verliezen. Zij verwijst naar het rapport van [bedrijf 1] .
8.1.
De rechtbank overweegt dat de last is opgelegd in navolging van de preventieve last van 3 september 2021. In de uitspraak van 2 november 2022 heeft deze rechtbank al geconcludeerd dat sprake is van een overtreding. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak tot een andere conclusie te komen. Tijdens het onderzoek van de boomdeskundige op 23 april 2020 is gebleken dat er schors van de bast van de boom is verwijderd. Volgens de e-mail van de boomdeskundige van 3 september 2021 is er nadien nog meer schors rondom de boom verwijderd. Volgens de deskundige wordt de boom moedwillig ernstig beschadigd. Aangezien het verwijderen van gezond schors schadelijk is voor de gezondheid van de boom valt dit onder het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van de boom tot gevolg kunnen hebben. Uit het rapport van [bedrijf 1] , ingebracht door eiseres, blijkt niet dat er schors van de bast is gevallen omdat de boom ziek zou zijn, zoals eiseres oppert. Dat de boom ‘op’ is, volgt de rechtbank daarom niet.
Er is dus sprake van een overtreding op grond waarvan het college bevoegd was de last op te leggen.
Zakelijk gerechtigde/overtreder
9. In artikel 9, derde lid, van de Bomenverordening 2014 staat: “
Het college schrijft de zakelijk gerechtigde tot een houtopstand waarop een verbod tot vellen van toepassing is
en die ernstig in zijn voortbestaan wordt bedreigd aan tot het treffen van voorzieningen waardoor die bedreiging wordt weggenomen.”
9.1.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiseres de eigenaresse is van het perceel [adres] in Amsterdam en dat zij als zakelijk gerechtigde moet worden beschouwd. In de last is de opdracht gegeven aan [naam 3] om maatregelen te treffen zodat de kwetsbare plekken rondom de boom worden beschermd tegen de hitte en de boom kan herstellen. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is [naam 3] de enige directeur van [bedrijf 2] die weer de enige directeur is van eiseres. Dit betekent dat het college de juiste zakelijk gerechtigde heeft aangeschreven om aan de last te voldoen en de last heeft gericht aan de juiste overtreder.
Hoogte van de dwangsom
10. Eiseres voert verder aan dat het college in het bestreden besluit II ten onrechte geen beslissing heeft genomen over de klacht die [naam 2] heeft ingediend en waarin hij werd belast met een dwangsom van tweemaal € 1.500,- die plotseling € 3.000,- is geworden. Het college heeft geen offerte overgelegd die de kosten onderbouwen. Dit duidt op willekeur.
10.1.
De rechtbank overweegt dat het standpunt van eiseres berust op een onjuiste lezing van de last. In de last is een dwangsom van € 3.000,- opgelegd. In het primaire besluit van 12 januari 2023 staat uitgelegd dat de hoogte van de dwangsom is gebaseerd op tweemaal de kosten van herstelmaatregelen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat de boomdeskundige een inschatting heeft gemaakt van de kosten voor het op deskundige wijze aanbrengen van voorzieningen om aan de last te kunnen voldoen. Daar is de dwangsom op gebaseerd.
10.2.
Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de herstelkosten ongeveer € 500,- zijn. De boom is omzwachteld met jute door schilders die toch al werkzaamheden voor eiseres verrichtten en dit heeft volgens eiseres ongeveer € 500,- gekost.
10.3.
Nog daargelaten of het omzwachtelen met jute kan worden gezien als het op deskundige wijze aanbrengen van voorzieningen, hoefde het college de hoogte van de dwangsom niet te baseren op de door eiseres feitelijk betaalde herstelkosten. Van een dwangsom dient een zekere afschrikwekkende werking uit te gaan. Gelet op het feit dat het niet voldoen aan de last ertoe kan leiden dat de boom in zijn voortbestaan wordt bedreigd, acht de rechtbank het dwangsombedrag niet onevenredig hoog.
Redelijke termijn
11. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn niet is overschreden. Ook overigens is van strijd met artikel 6 van het EVRM [7] , zoals door eiseres is gesteld, geen sprake.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep tegen het bestreden besluit I is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat het college het bestreden besluit I tijdens de beroepsprocedure heeft vervangen door het bestreden besluit II, krijgt eiseres haar griffierecht terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het cambium is een meristematisch weefsel dat onder andere zorgt voor de diktegroei van de wortel en stengel van de boom. Meristemen vormen de bouwstenen voor de groei.
2.Zie het rapport van [bedrijf 1] van 14 september 2022.
4.Dit volgt uit artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
5.Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Awb.
6.Op grond van artikel 6:22 van de Awb.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.