ECLI:NL:RBAMS:2024:3311

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
13/005779-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 5 juni 2024, wordt een Europees aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor de detentieomstandigheden in Polen, specifiek in het remand regime. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, die wordt bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe. Tijdens de zittingen op 21 februari, 26 maart, 9 april en 22 mei 2024 zijn er verschillende tussenuitspaken gedaan, waarbij de rechtbank telkens de termijn voor uitspraak heeft verlengd en vragen heeft gesteld aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de zorgen van het European Committee for the Prevention of Torture (CPT) over de detentieomstandigheden in Polen in overweging genomen en heeft de officier van justitie verzocht om nadere informatie te verkrijgen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de termijn voor uitspraak opnieuw te verlengen, met de verplichting om de opgeëiste persoon opnieuw op te roepen voor een zitting. De rechtbank concludeert dat er een reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon indien hij wordt overgeleverd aan Polen, en dat er aanvullende informatie nodig is om te beoordelen of deze zorgen kunnen worden weggenomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/005779-24
Datum uitspraak: 5 juni 2024
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 februari 2017 door
the Regional Court in Radom, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
verblijvende op het adres: [adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 21 februari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 februari 2024, in
aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe. advocaat te Schiphol, en door een
tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft de gevangenhouding onder gelijktijdige schorsing ervan bevolen.
De tussenuitspraak van 6 maart 2024
De rechtbank heeft op 6 maart 2024 een tussenuitspraak gewezen. Daarin is het onderzoek
heropend om de officier van justitie en de raadsman in de gelegenheid te stellen zich op een
volgende zitting uit te laten over het rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT)
.
De zitting van 26 maart 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 26 maart 2024, in aanwezigheid
van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan
door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat in Schiphol, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3] De rechtbank heeft het bevel gevangenhouding onder gelijktijdige schorsing ervan met 30 dagen verlengd. [4]
Tussenuitspraak van 9 april 2024
De rechtbank heeft op 9 april 2024 een tussenuitspraak gewezen. Daarin is het onderzoek
heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om middels de officier van justitie vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [5] De rechtbank heeft het bevel gevangenhouding onder gelijktijdige schorsing ervan met 30 dagen verlengd. [6]
De zitting van 22 mei 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 22 mei 2024, in aanwezigheid
van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan
door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat in Schiphol, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de beslistermijn verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW en heeft de gevangenhouding met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 6 maart 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 6 maart 2024. [7] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en de garantie als
bedoeld in artikel 6 OLW al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast
te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden (heropening)

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de gegeven antwoorden niet de zorgen wegnemen die het CPT heeft geuit. Er is geen concreet antwoord gekomen op de vraag of de opgeëiste persoon een persoonlijke levensruimte van niet minder dan 3 m2 heeft in een meerpersoonscel. Daarnaast zijn de eerste drie gestelde vragen niet beantwoord. Daarom loopt hij het risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest). De overlevering moet daarom worden geweigerd. Subsidiair moet er nadere informatie over de detentieomstandigheden worden gevraagd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de gegeven antwoorden van 19 april 2024 de zorgen die het CPT heeft geuit, zijn weggenomen. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat het CPT alleen zorgen heeft geuit over het
remand regimein Białystok en dat het onwaarschijnlijk is dat de opgeëiste persoon daar zal worden gedetineerd. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden aangehouden om nadere informatie op te vragen.
Oordeel van de rechtbank
Zoals in de tussenuitspraak al is overwogen, heeft het CPT zorgen geuit over onder meer het aantal uur per dag dat een voorlopige gehechte op cel doorbrengt en de duur van het proces om toestemming te krijgen voor contact met de buitenwereld. Gelet op het CPT-rapport lijken deze zorgen in het gehele
remand regimevoor te komen en niet alleen in de door het CPT bezochte Huizen van Bewaring. Naar aanleiding hiervan zijn er over de punten van zorg vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten.
Op 19 april 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de in de tussenuitspraak gestelde vragen als volgt beantwoord:
- de oppervlakte van een wooncel per veroordeelde niet minder dan 3m² mag bedragen; het is niet mogelijk om precies aan te geven hoeveel ruimte in een meerpersoonscel beschikbaar zal zijn voor een voorlopig gedetineerde omdat dat afhangt van het huis van bewaring waar hij zal worden gedetineerd en de huidige situatie in dit huis van bewaring;
- de vervolgde persoon waarschijnlijk gedetineerd zal worden voor de duur van het
opsporingsonderzoek op de afdeling van het huis van bewaring binnen de Penitentiaire Inrichting te Siedlce, vanwege de autoriteit die zijn zaak behandelt (Officier van Justitie van
Arrondissementsparket te Siedlce), en bij het opstellen van tenlastelegging, zal hij worden
vervoerd naar het Huis van Bewaring in Radom vanwege de relatieve bevoegdheid van de Rechtbank die zijn zaak behandelt;
- de praktijk van het beperken van bezoeken aan gedetineerden tot één per maand wordt in de

Arrondissementsrechtbank te Radom niet toegepast; eventuele eerdere beperkingen van het aantal bezoeken vonden alleen plaats vanwege het toenmalige epidemiologische risico van COVID-19, dat zich momenteel niet meer voordoet;

- de huizen van bewaring vallen onder de bevoegdheid van de Minister van Justitie, die daar toeziet op de omstandigheden van humane van voorlopige hechtenis.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de antwoorden van de Poolse autoriteiten op de gestelde vragen niet afdoende om de eerder geuite zorgen over het aantal uur per dag op cel en het contact met de buitenwereld in combinatie met de daaraan voorafgaande toestemmingsprocedure en de duur daarvan, zoals van toepassing in het
remand regime, weg te nemen. Daarbij blijkt uit de antwoorden ook niet hoeveel m2 levensruimte (exclusief sanitair) een voorlopig gehechte in een meerpersoonscel heeft.
Gelet op de hiervoor genoemde punten van zorg die zoals gezegd voor het gehele
remand regimegelden, de reactie die de Poolse autoriteiten gegeven hebben op de bevindingen in het CPT-rapport en het feit dat de voormelde zorgen met de gegeven antwoorden niet zijn weggenomen, concludeert de rechtbank dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in
remand regimevan de uitvaardigende lidstaat waar hij zal worden gedetineerd.
In het kader van dat nadere onderzoek zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de officier van justitie verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag te laten beantwoorden of, indachtig de hiervoor geschetste omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor het
remand regimeis aangenomen, dit gevaar – al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit meent dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen het
remand regimekan worden weggenomen, dan wenst de rechtbank in het bijzonder het volgende over het Huis van Bewaring, waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te vernemen:
1) Kan de opgeëiste persoon deelnemen aan activiteiten in het Huis van Bewaring?
2) Zo ja, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?
3) Geldt voor de opgeëiste persoon dat hij, indien hij contact met de buitenwereld wil hebben door gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek, daaraan voorafgaand altijd toestemming zal moeten vragen?
4) Zo ja, hoe lang duurt de procedure (inclusief het rechtsmiddel) om toestemming te krijgen voor het gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek?
5) Hoeveel vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) heeft de opgeëiste persoon in eenmeerpersoonscel?
De rechtbank wijst erop dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voor de beantwoording van boven gestelde vragen - zo nodig - bijstand kan verzoeken aan de centrale autoriteit of een van de centrale autoriteiten van Polen, in de zin van artikel 7 van het Kaderbesluit. [8]

5.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd,
teneinde de officier van justitie de onder 4 opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van de Overleveringswet uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de geschorste gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 30 dagen;
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting (of raadkamer) moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 31 juli 2024, het einde van de verlengde beslistermijn;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman en van een tolk in de Poolse taal.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22, vijfde lid, OLW.
4.Zie artikel 27, derde lid, OLW.
5.Zie artikel 22, vijfde lid, OLW.
6.Zie artikel 27, derde lid, OLW.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (