ECLI:NL:RBAMS:2024:3328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
AMS 24/2451
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bestuursdwang sluiting pand wegens brandonveilige situatie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een eigenaresse van een pand in Amsterdam, afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 16 april 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij het pand met onmiddellijke ingang voor drie maanden werd gesloten vanwege diverse overtredingen die een vlucht- en brandonveilige situatie veroorzaakten. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college terecht heeft besloten tot bestuursdwang, aangezien er meerdere kamers in het pand werden verhuurd aan toeristen, wat in strijd is met de brandveiligheidseisen en het bestemmingsplan. Verzoekster voerde aan dat zij ook kamers verhuurde aan huurders voor reguliere bewoning, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd om deze claim te onderbouwen. De voorzieningenrechter benadrukt dat het algemeen belang van brandveiligheid zwaar weegt en dat het college niet op de hoogte was van andere belangen die een andere beslissing rechtvaardigden. De sluiting van het pand voor drie maanden wordt als niet onredelijk beschouwd, en de voorzieningenrechter wijst het verzoek om schorsing van het besluit af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om verder onderzoek te doen naar de situatie van de huurders, maar op dit moment is er onvoldoende bewijs voor reguliere bewoning.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/2451

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Bulgarije, verzoekster,

(gemachtigden: mr. S. A . B . Boer en mr. N.L. Bol),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (het college),
(gemachtigde: mr. S. Ugur).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen een aan haar opgelegde last onder bestuursdwang.
1.1.
Met een besluit van 16 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het college een last onder bestuursdwang (hierna: de last) aan verzoekster opgelegd en het pand van verzoekster aan de [adres] [huisnummer] [bijvoeging 1] tot en met [bijvoeging 4] met onmiddellijke ingang gesloten voor in beginsel drie maanden.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoekster, [naam 2] en [naam 3] (huurders van verzoekster) en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster is eigenaresse van het pand gelegen aan de [adres] [huisnummer] [bijvoeging 1] tot en met [bijvoeging 4] in Amsterdam (hierna: het pand). Het pand bestaat in totaal uit acht
kamers/appartementen. [adres] [huisnummer] [bijvoeging 1] omvat drie kamers (nummers 6, 7 en 8), net als [adres] [huisnummer] [bijvoeging 2] (nummers 3, 4 en 5), [adres] [huisnummer] [bijvoeging 3] bestaat uit één kamer (nummer 1) en [adres] [huisnummer] [bijvoeging 4] ook uit één kamer (nummer 2).
2.1.
Toezichthouders van het college hebben op 5 april 2024 en op 16 april 2024 een bezoek gebracht aan het pand. Zij hebben hun bevindingen opgenomen in twee rapporten van bevindingen (per huisnummer). Op 16 april 2024 heeft ook de brandweer het pand gecontroleerd. De brandweer heeft haar bevindingen neergelegd in een brief aan het college, gedateerd 19 april 2024.
2.2.
In de rapporten van bevindingen staat dat in meerdere kamers in het pand toeristen zijn aangetroffen. Hieruit blijkt volgens het college dat sprake is van drie logiesgebouwen/hotels. Ook de brandweer heeft geconcludeerd dat sprake is van een hotel. Toetsend aan de voor een hotel geldende brandveiligheidseisen stelt de brandweer dat in het pand (i) onvoldoende voorzieningen zijn waarmee aanwezige personen tijdig worden gealarmeerd bij brand, (ii) de vluchtroute vanaf de logiesverblijven onvoldoende wordt beschermd tegen verspreiding van rook en brand, (iii) geen/onvoldoende noodverlichting in de vluchtroute aanwezig is, (iv) geen/onvoldoende vluchtrouteaanduiding aanwezig is en (v) door het ontbreken van de vereiste voorzieningen de repressieve dienst van de brandweer niet effectief genoeg kan optreden bij brand. Volgens het college is hiermee sprake van drie overtredingen, te weten:
Handelen in strijd met de brandveiligheidseisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en de Woningwet;
Handelen zonder melding brandveilig gebruik;
Handelen in strijd met het bestemmingsplan, dat logiesgebouwen/hotels ter plaatse niet toestaat.
2.3.
Door de overtredingen genoemd onder 1) en 2) is volgens de brandweer sprake van een vlucht- en brandonveilige situatie. Het college heeft het pand daarom per direct gesloten door het slot van de voordeur van het pand te vervangen. Met het bestreden besluit heeft het college verzoekster in kennis gesteld van de toegepaste onmiddellijke bestuursdwang, met de vermelding dat de sluiting in beginsel drie maanden zal duren. Daarbij heeft het college aangegeven dat verzoekster een heropeningsverzoek kan doen en dat het college dit beoordeelt op basis van een te voeren overleg, een plan van aanpak en onderzoek. Heropening kan plaatsvinden, indien het college het vertrouwen heeft dat de overtreders zich aan de regels houden, de rust is hersteld en de loop naar de illegale logiesgebouwen/hotels is gestaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
Verzoekster voert aan dat inmiddels geen sprake meer is van verhuur aan toeristen en dat dit ook in de toekomst niet meer zal gebeuren. Verder voert verzoekster aan dat zij drie appartementen/kamers (nummers 2, 5 en 7 [1] ) verhuurt aan expats (hierna: de huurders) voor reguliere bewoning. Onder verwijzing naar rechtspraak stelt verzoekster zich op het standpunt dat het niet verlenen van toegang aan deze huurders tot hun woningen in geen verhouding staat tot het algemene belang dat het college dient bij de sluiting van het pand. Het is volgens verzoekster de vaste gedragslijn van het college om delen van een gebouw die regulier worden bewoond niet af te sluiten. Aan die gedragslijn moet het college zich houden. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter primair om schorsing van het bestreden besluit en subsidiair om schorsing in die zin dat de huurders weer toegang krijgen tot hun woning. Meer subsidiair vraagt verzoekster om een zodanige ordemaatregel dat het verzoekster is toegestaan om het pand met haar brandveiligheidsadviseur ongeveer drie uur te betreden.
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure niet ter discussie staat dat meerdere appartementen/kamers in het pand werden verhuurd aan toeristen, waarmee sprake was van (een) logiesgebouw(en)/hotel(s), en dat het pand niet voldeed aan de brandveiligheidseisen voor een logiesgebouw/hotel. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat ten tijde van de bezoeken en het bestreden besluit er voor het college geen enkel aanknopingspunt was om te veronderstellen dat bepaalde appartementen werden verhuurd voor reguliere bewoning. Er zijn bijvoorbeeld geen persoonlijke spullen aangetroffen van de huurders en er stond niemand op het adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college daarom, op grond van de bevindingen van de toezichthouders en de brandweer, kunnen besluiten om bestuursdwang toe te passen en het pand direct te sluiten. Het college mag het algemeen belang dat toeristen veilig kunnen verblijven in een logiesverblijf/hotel namelijk zwaar laten wegen, en gesteld noch gebleken is dat het college op het moment van het bestreden besluit bekend had moeten zijn met andere belangen op grond waarvan het van het toepassen van bestuursdwang had moeten afzien.
3.3.
Dat het pand voor drie maanden is gesloten, is volgens vaste rechtspraak in beginsel ook toegestaan. De gemachtigde van het college heeft bovendien toegelicht met de sluiting van drie maanden “de loop” uit de illegale verhuur aan toeristen te willen halen. Na ongeveer twee maanden vindt een gesprek plaats over de (mogelijke) heropening. De voorzieningenrechter acht de sluiting van drie maanden onder deze omstandigheden op voorhand niet onredelijk lang.
3.4.
Gelet op wat verzoekster heeft aangevoerd, is vervolgens aan de orde of het college eerder tot gehele of gedeeltelijke heropening moet overgaan omdat inmiddels zou zijn gebleken dat het pand voor een deel is verhuurd voor reguliere bewoning. Partijen twisten over of drie appartementen in het pand inderdaad worden verhuurd aan de huurders voor reguliere bewoning. De bewijsstukken die verzoekster daartoe heeft overgelegd, vindt het college tot op heden onvoldoende.
3.5.
De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat, voor zover sprake is van reguliere bewoning van het pand, niet is gebleken van een reden voor sluiting van die woningen. Gesteld noch gebleken is namelijk dat het pand niet voldoet aan de brandveiligheidseisen voor woningen, laat staan dat in dat geval sprake is van een overtreding die sluiting van deze woningen rechtvaardigt. Als blijkt dat inderdaad sprake is van reguliere bewoning kan dit daarom tot de conclusie leiden dat het college al voor afloop van de genoemde drie maanden tot gehele of gedeeltelijke heropening van het pand moet overgaan. De gemotiveerde stelling van verzoekster dat sprake is van reguliere bewoning, moet daarom door het college worden onderzocht. Het college kan daarmee niet wachten tot de laatste maand van de sluiting, onder meer omdat het ieders recht op een woning zoals volgt uit artikel 8 van het EVRM in acht moet nemen.
3.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het er op dit moment terecht nog niet van overtuigd is geraakt dat de huurders de drie appartementen huren voor reguliere bewoning. Daarbij neemt de voorzieningenrechter onder meer in aanmerking dat er tijdens de bezoeken door de toezichthouders en de brandweer in het geheel geen persoonlijke spullen van de huurders zijn aangetroffen, dat in kamer 5 – die zou worden gehuurd door [naam 1] voor reguliere bewoning – tijdens het bezoek op 5 april 2024 twee toeristen zijn aangetroffen en dat verzoekster geen bewijzen van huurbetalingen van de huurders heeft overgelegd. Verzoekster heeft drie huurovereenkomsten en verklaringen van de huurders overgelegd. In de huurovereenkomsten is geen bankrekeningnummer opgenomen en wordt voor de betaling verwezen naar een “welcome package” dat ook niet is overgelegd. Wel heeft verzoekster bestelbevestigingen van Amazon en Uber Eats van een van de huurders ingediend waarop het adres [adres] [huisnummer] [bijvoeging 2] zichtbaar is, maar dat is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat de betreffende huurder daadwerkelijk op dat adres woont. Datzelfde geldt voor de ingediende boekingsbevestigingen van hotelkamers. Verzoekster heeft nog gewezen op een afspraak die huurder [naam 3] heeft bij de gemeente voor het aanvragen van een burgerservicenummer. Daaruit kan weliswaar worden opgemaakt dat deze huurder voornemens is om langer in Nederland te verblijven, maar niet dat zij daadwerkelijk op de [adres] [huisnummer] [bijvoeging 2] woont. Ten slotte heeft verzoekster e-mailcorrespondentie tussen huurder [naam 3] en Liander overgelegd, waaruit blijkt dat op naam van [naam 3] een verzoek is gedaan over de stroomaansluiting. Ook dit acht de voorzieningenrechter, mede gelet op het feit dat het contact hierover blijkens de overgelegde e-mails verder is verlopen via verzoekster, onvoldoende om aan te nemen dat [naam 3] daadwerkelijk op de [adres] [huisnummer] [bijvoeging 2] woont. De bewijsstukken die verzoekster heeft overgelegd hebben betrekking op incidentele gebeurtenissen en leveren daarom onder de gegeven omstandigheden onvoldoende bewijs van de stelling van verzoekster dat de huurders de appartementen/kamers huren voor reguliere bewoning. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het primaire en het subsidiaire verzoek om een voorlopige voorziening af.
3.7.
Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat zeker niet valt uit te sluiten dat de huurders de woningen wel daadwerkelijk regulier bewonen, maar dat dit op dit moment nog onvoldoende duidelijk is. Het college moet dit, zoals eerder ook overwogen, (verder) onderzoeken aan de hand van door verzoekster aan te leveren aanvullende informatie.
3.8.
Tot slot wijst de voorzieningenrechter ook het meer subsidiaire verzoek af, omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang bij een brandveiligheidsinspectie. De appartementen worden immers niet meer verhuurd aan toeristen en voor woningen die regulier worden bewoond gelden andere brandveiligheidseisen. Het college heeft niet gesteld dat het pand daar niet aan voldoet.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat verzoekster geen gelijk krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De huurder van appartement 7 huurt tijdelijk appartement 6 vanwege problemen met de elektra in appartement 7.