Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een veroordeelde bezwaar heeft aangetekend tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder op 20 september 2022 veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren zou worden uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de taakstraf niet heeft verricht en dat het Openbaar Ministerie op 12 september 2023 heeft besloten om vervangende hechtenis toe te passen. Het bezwaar van de veroordeelde, dat op 22 september 2023 is ingediend, richtte zich tegen deze beslissing van het Openbaar Ministerie.
Tijdens de zitting op 9 januari 2024 is de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. L.C. Fleskens, gehoord, maar de veroordeelde zelf is niet verschenen. De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde de intentie had om de taakstraf uit te voeren, maar dat er miscommunicatie was geweest. De reclassering heeft echter in een rapport van 4 september 2023 aangegeven dat de veroordeelde de taakstraf niet heeft verricht en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de niet-uitvoering van de taakstraf zouden rechtvaardigen.
De politierechter heeft geconcludeerd dat de veroordeelde verwijtbaar de taakstraf niet heeft uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om het bezwaar gegrond te verklaren. De rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat de vervangende hechtenis kan worden uitgevoerd, met de voorwaarde dat voor elke twee uren die van de taakstraf zijn voldaan, de duur van de vervangende hechtenis met een dag wordt verminderd. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Vegter, politierechter, in aanwezigheid van griffier mr. B. Ketelaers.