In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2024, in de zaak tussen eiser, een gedupeerde van de Toeslagenaffaire, en de minister van Financiën, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de minister om zijn schulden af te betalen beoordeeld. Eiser had verzocht om overname van zijn schuld aan Defam van € 8.000,- op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geweigerd de schuld over te nemen, omdat eiser deze schuld al had afbetaald voordat hij compensatie ontving. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van Sociale Banken Nederland (SBN), dat namens de minister de overname van de schuld had afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de schuld niet voldoet aan de eisen van de Wht, aangezien deze niet is voldaan met de compensatie van de Catshuisregeling. Eiser doet ook een beroep op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende concrete onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 mei 2024, waarin dezelfde beroepsgronden zijn behandeld en afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.