In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor rechtshulp. Eiseres had op 3 juni 2023 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 27 juni 2023 niet in behandeling genomen. Na bezwaar van eiseres heeft het college de aanvraag afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 3 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was, maar het college zich afmeldde.
De rechtbank concludeert dat het college de procedure niet correct heeft gevolgd. Het college heeft een nieuw primair besluit genomen in plaats van een beslissing op bezwaar, wat in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het college al op het bezwaar had beslist met de besluiten van 8 november 2023. De rechtbank vernietigt de besluiten van 8 en 20 november 2023, maar laat de rechtsgevolgen van de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand. Eiseres heeft geen recht op bijzondere bijstand, omdat zij niet binnen de gestelde termijn heeft aangevraagd. Echter, het college is wel een dwangsom verschuldigd omdat het te laat op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.037,- en bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.