ECLI:NL:RBAMS:2024:3522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
AMS 23/7282
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor rechtshulp en beoordeling van de procedurele gang van zaken door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor rechtshulp. Eiseres had op 3 juni 2023 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 27 juni 2023 niet in behandeling genomen. Na bezwaar van eiseres heeft het college de aanvraag afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 3 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was, maar het college zich afmeldde.

De rechtbank concludeert dat het college de procedure niet correct heeft gevolgd. Het college heeft een nieuw primair besluit genomen in plaats van een beslissing op bezwaar, wat in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het college al op het bezwaar had beslist met de besluiten van 8 november 2023. De rechtbank vernietigt de besluiten van 8 en 20 november 2023, maar laat de rechtsgevolgen van de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand. Eiseres heeft geen recht op bijzondere bijstand, omdat zij niet binnen de gestelde termijn heeft aangevraagd. Echter, het college is wel een dwangsom verschuldigd omdat het te laat op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.037,- en bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/7282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. M. Mulders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juni 2023 (het primaire besluit) niet in behandeling genomen. Na het bezwaar van eiseres heeft het college de aanvraag afgewezen.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres deelgenomen. Het college heeft zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiseres heeft op 3 juni 2023 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van rechtshulp.
2.2.
Met een brief van 9 juni 2023 heeft het college eiseres gevraagd om uiterlijk 23 juni 2023 nadere informatie toe te sturen.
2.3.
Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat de gevraagde informatie niet is ontvangen.
2.4.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij het bezwaar heeft eiseres onder meer een declaratie van de advocaat en de civiele toevoeging overgelegd.
2.5.
Met een brief van 29 september 2023 (verzonden 4 oktober 2023) heeft eiseres het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
2.6.
Met een besluit van 8 november 2023 heeft het college het primaire besluit ingetrokken. Met een separaat besluit van 8 november 2023 heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, omdat eiseres de aanvraag niet binnen 28 dagen heeft gedaan nadat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging heeft afgegeven.
3.
3.1.
Met een besluit van 20 november 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres vervolgens niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Volgens het college is met het intrekken van het primaire besluit aan het bezwaar tegemoetgekomen.
3.2.
Met een separaat besluit van 20 november 2023 heeft het college op de ingebrekestelling beslist. Volgens het college is de ingebrekestelling te vroeg verstuurd. Volgens het college is op 8 augustus 2023 aan eiseres per e-mail een de ontvangstbevestiging gestuurd, waarin ook de beslistermijn met zes weken verlengd is tot en met 31 oktober 2023. Het college heeft het verzoek om een dwangsom daarom afgewezen.
Beoordeling door de rechtbankDe door het college gevolgde procedure
4. Eiseres stelt terecht dat het college de procedure onduidelijk en verwarrend heeft afgehandeld. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres aldus dat de besluitvorming van het college in strijd is met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb [1] . Gesplitste besluitvorming, waarbij eerst het primaire besluit wordt herroepen en vervolgens op een later moment een vervangend besluit wordt genomen, is op grond van deze bepaling in beginsel niet toegestaan. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank met het samenstel van besluiten op 8 en 20 november 2023 beslist op het bezwaar van eiseres. Dit samenstel van besluiten merkt de rechtbank daarom aan als het bestreden besluit, dat in deze uitspraak ter toetsing voorligt.
5. Het door het college als beslissing op bezwaar aangemerkte besluit van 20 november 2023, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard omdat eiseres geen procesbelang zou hebben, kan geen stand houden. Met de twee besluiten van 8 november 2023 heeft het college immers al op het bezwaar beslist. Het college heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, zodat dit besluit niet in stand kan blijven. Het beroep is reeds daarom gegrond.
6. De rechtbank zal met het oog op de finale geschillenbeslechting hierna beoordelen in hoeverre de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, dat wil zeggen het samenstel van besluiten van 8 en 20 november 2023, in stand kunnen worden gelaten. De rechtbank beoordeelt dus de besluitvorming in bezwaar waarbij het college het primaire besluit tot buitenbehandelingstelling heeft herroepen, de aanvraag alsnog heeft afgewezen omdat die niet binnen 28 dagen na afgifte van de toevoeging is gedaan en de weigering om een bestuurlijke dwangsom toe te kennen omdat de ingebrekestelling prematuur zou zijn.
Afwijzing van de bijzondere bijstand
7.1.
Eiseres heeft op de zitting gezegd dat zij het ook inhoudelijk niet eens is met de besluitvorming. Zij wist niet dat bijzondere bijstand voor rechtshulp binnen een bepaalde tijd aangevraagd moest worden en zij had de toevoeging ook nog niet ontvangen van haar advocaat.
7.2.
De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Op grond van de beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Amsterdam [2] moet bijzondere bijstand voor rechtshulp uiterlijk binnen vier weken na afgifte van de toevoeging worden aangevraagd. Daar heeft eiseres niet aan voldaan. Dat eiseres zegt dat zij dat niet wist, helpt haar niet. Eiseres wordt geacht op de hoogte te zijn van de regelgeving en haar advocaat had haar daar ook op kunnen wijzen. De rechtbank zal daarom de afwijzing van de aanvraag in stand laten.
Dwangsom
8.
8.1.
Eiseres voert aan dat het college niet tijdig beslist heeft op het bezwaar en maakt daarom aanspraak op een dwangsom. Nadat zij per aangetekende post bezwaar had gemaakt, heeft zij geen reactie ontvangen. Daarom heeft zij op 7 en 22 september 2023 telefonisch contact opgenomen met de gemeente, afdeling Werk en Inkomen (DWI) en gevraagd om een reactie. Daarna heeft zij op 4 oktober 2023 een ingebrekestelling gestuurd.
8.2.
Het beroep heeft op grond van artikel 4:19 van de Awb ook betrekking op de dwangsom, omdat eiseres deze betwist. Het college stelt zich op het standpunt dat de beslistermijn voor het bezwaar is verdaagd met de ontvangstbevestiging die op 8 augustus 2023 per e-mail is verstuurd. Eiseres zegt dat zij die ontvangstbevestiging niet heeft ontvangen en dat zij ervan uitgaat dat die niet is verzonden, omdat daar in de telefonische contacten ook niet op is gewezen door de medewerkers van DWI. De e-mail van 8 augustus 2023 heeft zij voor het eerst gezien bij de stukken die in beroep zijn overgelegd.
8.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het relaas van eiseres te twijfelen. Nog daargelaten dat uit de stukken niet blijkt dat eiseres kenbaar heeft gemaakt dat zij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is, ziet de rechtbank in de stukken ook geen aanwijzing dat de ontvangstbevestiging met verdaging daadwerkelijk aan eiseres is verzonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de termijn om te beslissen op het bezwaar niet is verdaagd en dat het college te laat op het bezwaar heeft beslist. Van een premature ingebrekestelling is geen sprake, want op 4 oktober 2023 was de beslistermijn verstreken.
8.4.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. [3]
8.5.
Eiseres heeft het college op 4 oktober 2023 per aangetekende post in gebreke gesteld. Het college heeft de ingebrekestelling op 5 oktober 2023 ontvangen. Dat betekent dat het college een dwangsom is verschuldigd vanaf 19 oktober 2023, twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling, tot en met 20 november 2023, de dag van verzending van het bestreden besluit. De rechtbank stelt de dwangsom vast [4] op € 1.037,- (€ 322,- voor de eerste 14 dagen, € 490,- voor de daarop volgende 14 dagen en € 255,- voor de laatste vijf dagen).
Conclusie en gevolgen
9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de besluiten van 8 en 20 november 2023. Maar de rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand [5] , voor zover de aanvraag om bijzondere bijstand is afgewezen. Dat betekent dat eiseres geen bijzondere bijstand voor rechtshulp krijgt. Het college moet eiseres wel een dwangsom betalen, omdat het te laat op het bezwaar van eiseres heeft beslist.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de besluiten van 8 en 20 november 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven voor zover de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen is;
- stelt de door het college verbeurde dwangsom vast op € 1.037,-;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 7.6, tweede lid, te vinden op www.lokaleregelgeving.overheid.nl.
3.Artikel 4:17 van de Awb.
4.Op grond van artikel 8:55c van de Awb.
5.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.