ECLI:NL:RBAMS:2024:3535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/688
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens gebrek aan duurzaam arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2024, zaaknummer AMS 23/688, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in 2002, had een aanvraag ingediend op 24 mei 2022, maar deze werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op basis van een rapport van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op dit moment geen arbeidsvermogen heeft, maar dat er in de toekomst mogelijk nog wel kansen zijn op ontwikkeling van arbeidsvermogen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat haar Wlz-indicatie automatisch zou leiden tot een duurzaam verlies van arbeidsmogelijkheden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van een Wlz-indicatie niet automatisch betekent dat er geen arbeidsmogelijkheden zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder het juiste toetsingskader heeft gehanteerd en dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag terecht was. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 13 oktober 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 20 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar moeder, haar zus, haar gemachtigde en mr. L.A. van der Laag, een kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om alsnog te reageren op het CIZ-dossier van eiseres. De rechtbank heeft vervolgens op 22 februari 2024 een reactie van verweerder ontvangen. Eiseres heeft hierop gereageerd met de mail van 19 maart 2024.
1.5.
De rechtbank heeft hierna partijen gevraagd aan te geven of zij nog een nadere zitting wensen [1] . Partijen hebben niet om een zitting verzocht. De rechtbank heeft daarom het onderzoek met de brief van 1 mei 2024 gesloten.

Feiten en omstandigheden

2.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2002. Zij heeft op 24 mei 2022 een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd. Eiseres heeft in de aanvraag aangegeven dat zij belemmeringen ervaart in het dagelijks leven door een verstandelijke beperking, zwaar overgewicht en gedragsproblemen, wat zich uit in verbaal en fysiek geweld, paniekaanvallen en angsten. Zij heeft daarnaast vermeld dat zij een indicatie heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
2.2.
Deze aanvraag is met het primaire besluit afgewezen. Dit besluit is genomen op basis van het rapport van de verzekeringsarts van 10 oktober 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 12 oktober 2022. Volgens de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige heeft eiseres op dit moment geen arbeidsvermogen, maar kan zij in de toekomst mogelijk nog wel arbeidsvermogen ontwikkelen. Deze afwijzing is met het bestreden besluit in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering heeft afgewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. De vraag die voorligt is of eiseres duurzaam haar arbeidsvermogen heeft verloren.
3.2.
Om recht te hebben op een Wajong-uitkering moet een betrokkene duurzaam niet beschikken over arbeidsvermogen. De beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen betreft een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Duurzaamheid op grond van de Wajong wordt aangenomen in een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer kunnen ontwikkelen. Daarvan is sprake als een betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en herstel is uitgesloten. Als verweerder stelt dat duurzaamheid ontbreekt, hoeft verweerder niet te onderbouwen dat een betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Verweerder moet in zo’n geval wel aannemelijk maken dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan. Daarbij zijn van belang de bij betrokkene bestaande mogelijkheden tot verbetering van belastbaarheid, verdere ontwikkeling en toename van bekwaamheden. Anders dan bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op grond van de Wet WIA kan in een situatie waarbij op lange termijn slechts een geringe kans op herstel bestaat, voor de toepassing van de Wajong (vooralsnog) geen duurzaamheid worden aangenomen. In een situatie waarin het arbeidsvermogen tijdelijk ontbreekt wordt voor de toepassing van de Wajong de duurzaamheid na een periode van tien jaar alsnog verondersteld aanwezig te zijn.
4.1.
Eiseres heeft een Wlz-indicatie. Zij voert primair aan dat gelet op artikel 2, vijfde lid, onder a, van het Schattingsbesluit [2] dit in feite betekent dat ook sprake is van een duurzaam verlies van haar arbeidsmogelijkheden. Volgens eiseres heeft zij namelijk met een Wlz-indicatie de keuze om zich te laten opnemen in een Wlz-instelling. Indien zij dit doet, wordt aangenomen dat benutbare mogelijkheden niet aanwezig zijn. Een Wlz-indicatie heeft een duurzaam karakter. Daarmee is volgens eiseres gegeven dat zij wegens het ontbreken van benutbare mogelijkheden duurzaam arbeidsongeschikt is. Of zij al dan niet gebruik maakt van de mogelijkheid tot opname doet daar niet aan af, omdat uit het toelatingscriterium voor de Wlz volgt dat zij niet zonder toezicht kan.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep staat de omstandigheid dat werkzaamheden, al dan niet in een beschutte werkomgeving, worden verricht met behulp van permanent toezicht of intensieve begeleiding, niet in de weg aan het hebben van arbeidsvermogen [3] . De Wajong is een verzekering voor personen die op jonge leeftijd duurzaam arbeidsongeschikt zijn geworden. Het toetsingskader in de Wajong richt zich op de vaststelling van de arbeidsmogelijkheden van de aanvrager. De Wlz is een voorziening met een ander toetsingskader, waarin wordt onderzocht wat de zorgbehoefte is van een verzoeker. Het enkele feit dat eiseres een Wlz-indicatie heeft betekent dus niet dat zij automatisch ook recht heeft op een Wajong-uitkering.
4.3.
Niet in geschil is dat eiseres op dit moment geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot opname in een Wlz-instelling. De beroepsgrond slaagt alleen al daarom niet. De rechtbank overweegt aanvullend het volgende. Indien eiseres gebruik maakt van de mogelijkheid tot opname, wordt aangenomen dat eiseres geen benutbare (arbeids)mogelijkheden heeft [4] . Uit het Schattingsbesluit volgt dat in dat geval wordt afgezien van een arbeidsdeskundig onderzoek [5] . Dit laat onverlet dat onderdeel van het verzekeringskundig onderzoek blijft dat de verzekeringsarts moet beoordelen of de arbeidsmogelijkheden van eiseres duurzaam zijn verloren [6] . De stelling van de gemachtigde van eiseres dat van aanvragers die verblijven in Wlz-instellingen in de praktijk door verweerder altijd wordt aangenomen dat zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben, is niet onderbouwd. Verweerder heeft op de zitting bovendien betwist dat dit het geval is.
4.4
De rechtbank komt tot de tussenconclusie dat de primaire beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft het juiste toetsingskader gehanteerd bij de beoordeling van de Wajong-aanvraag.
5.1.
Eiseres heeft subsidiair aangevoerd dat uit het CIZ-dossier voldoende blijkt dat zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden heeft. Volgens eiseres heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij in de toekomst nog enige arbeidsmogelijkheden kan ontwikkelen.
5.2.
Verweerder hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’. Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
5.3.
De primaire verzekeringsarts heeft toegelicht dat sprake is van drie niet progressieve ziektebeelden, te weten lichte verstandelijke beperking met angst, adipositas en aanpassingsproblematiek met angstklachten. Volgens de verzekeringsarts is de lichte verstandelijke beperking blijvend van aard. Hiervoor zijn geen behandelmogelijkheden. Bij mensen met een verstandelijke beperking is bekend dat zij zich langzamer, maar ook langer kunnen ontwikkelen. Er is geen reden om aan te nemen dat eiseres geen vaardigheden meer zou kunnen ontwikkelen. Behandeling voor adipositas is mogelijk, aldus de verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts is ook voor de angstklachten behandeling mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan zowel medicatie als gedragsmatige behandeling. Op welk niveau eiseres weer zal kunnen functioneren bij adequate behandeling en begeleiding is nu niet in te schatten. De verzekeringsarts vindt het wel aannemelijk dat er blijvende beperkingen zullen zijn. In de beroepsfase heeft eiseres haar volledige CIZ-dossier overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit dossier bestudeerd en gereageerd in het rapport van 22 februari 2024. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is duidelijk dat eiseres zorg nodig zal blijven houden. Het is echter niet zo dat zij geen arbeidsmogelijkheden meer kan ontwikkelen.
5.4.
De rechtbank acht de motivering van de verzekeringsartsen van verweerder navolgbaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat het niet uitgesloten is dat eiseres nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Dat het arbeidsvermogen op dit moment al duurzaam ontbreekt kan niet worden aangenomen. Het door eiseres ingebrachte CIZ-dossier zaait ook geen twijfel over de juistheid van de beoordelingen van de verzekeringsartsen. Verweerder heeft op navolgbare wijze dit stuk betrokken in de beoordeling en gemotiveerd uitgelegd dat er voor eiseres nog behandelmogelijkheden zijn, zoals voor de adipositas en angstklachten. Ook de subsidiaire beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:898 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:67.
4.Op grond van artikel 2, vijfde lid, onder a, van het Schattingsbesluit.
5.Op grond van artikel 2, tweede lid, onder a, van het Schattingsbesluit.
6.Zie artikel 3, vierde lid, van het Schattingsbesluit.