Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiser met 20% heeft verlaagd over de periode 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
13. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Automatisch doorgeven adres
14. Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA moet een verzekerde die recht heeft op een WIA-uitkering, op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van deze uitkering, toesturen aan het Uwv. Deze verplichting geldt niet als de feiten en omstandigheden door het Uwv kunnen worden verkregen uit een bij ministeriële regeling aan te wijzen administratie.
15. Het BRP is zo’n soort administratie en wordt ter verificatie geraadpleegd voor de verwerking van gegevens door het Uwv.Onder deze gegevens vallen onder meer de basisregistratie gegevens, dus ook adresgegevens.Uit het tweede lid, aanhef en onder d, van artikel 27 van de Wet WIA volgt dat de verzekerde verplicht is tot naleving van de door het Uwv vastgestelde Controlevoorschriftendie noodzakelijk zijn voor de juiste uitvoering van de wet. In de Controlevoorschriften staat onder meer dat het de uitkeringsgerechtigde is die een wijziging van het woonadres in het buitenland zo spoedig mogelijk moet doorgeven.
16. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv toegelicht dat het Uwv niet zomaar adresgegevens van uitkeringsgerechtigden kan opvragen bij buitenlandse instanties zoals het Belgische BRP. De ‘verklaring van in leven zijn’ is er juist voor bedoeld om te verifiëren waar een uitkeringsgerechtigde woont en of hij ‘in leven is’. Een adreswijziging in het buitenland is niet automatisch bij het Uwv bekend.
17. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat eiser zijn adreswijziging binnen België zelf had moeten doorgeven aan het Uwv. Eiser had hiervan ook op de hoogte kunnen zijn, aangezien het Uwv in verschillende brieven aan eiser (zoals het eerdere formulier ‘verklaring van in leven zijn’ van 29 november 2021) alsook op de website kenbaar heeft gemaakt dat hij wijzigingen in zijn situatie binnen een week aan het Uwv moet doorgeven.
18. Niet in geschil is dat eiser zijn adreswijziging, die hij met de ‘verklaring van in leven zijn’ van 30 december 2022 aan het Uwv heeft toegezonden, niet zo spoedig mogelijk heeft doorgegeven.
19. Eiser betwist het standpunt van het Uwv dat ‘zo spoedig mogelijk’ binnen een week betekent en dat het daarmee een termijngebonden verplichting is. Het Uwv gaat wel uit van een termijngebonden verplichting die via brieven en informatie op de website aan betrokkenen bekend wordt gemaakt. Volgens het Uwv wordt dit standpunt bevestigd door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een uitspraak van 15 november 2017.
20. Deze beroepsgrond slaagt. Uit de begripsomschrijving in de Beleidsregel maatregelen UWVvolgt dat een termijngebonden verplichting, een verplichting is waaraan de betrokkene binnen een bij of krachtens de wet gestelde termijn moet hebben voldaan. In artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA en in artikel 5, tweede lid, van de Controlevoorschriften wordt enkel de term ‘zo spoedig mogelijk’ gebruikt. Dat er een termijn geldt van een week voor het doorgeven van een adreswijziging in het buitenland volgt niet uit de Wet WIA en de Controlevoorschriften, noch uit het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten of de Beleidsregel maatregelen UWV. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv bevestigd dat het om een vaste gedragsregel gaat en dat de termijn van een week wordt gehanteerd voor het doorgeven van wijzigingen in de woon- en leefsituatie van een betrokkene. Omdat het in dit geval gaat om een vaste gedragslijn die niet in een beleidsregel is neergelegd, is geen sprake van een bij wet of krachtens de wet gestelde termijn. Er wordt daarom niet voldaan aan de definitie van een termijngebonden verplichting zoals omschreven in de eigen beleidsregels.
21. De rechtbank volgt niet de interpretatie die het Uwv geeft aan de uitspraak van de CRvB van 15 november 2017. In die zaak was geen geschil over de termijn. Verder is er geen sprake van een vergelijkbaar feitencomplex, omdat eiser zich niet in detentie bevindt. De CRvB heeft zich in de uitspraak van 15 november 2017 ook niet uitgelaten of ‘zo spoedig mogelijk’ betekent dat het moet gaan om een termijn van een week. De CRvB heeft alleen overwogen dat de termijn van een week in die zaak voldoende was om melding te maken van de detentie. De termijn van een week was ook in andere uitsprakendie te vinden zijn op rechtspraak.nl geen onderwerp van het geschil. Tot slot gaan al deze uitspraken over een ander rechtsgevolg. Deze uitkeringsgerechtigden zaten immers in detentie waardoor zij geen recht hadden op een uitkering. Het ging dus niet om het opleggen van een maatregel zoals bij eiser.
22. De rechtbank concludeert dat het doorgeven van een gewijzigd woonadres in het buitenland geen termijngebonden verplichting is. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de opgelegde maatregel.
23. Niet in geschil is dat sprake is van het niet naleven van een verplichting uit de eerste categorie als bedoeld in artikel 3 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten. Het Uwv heeft de hoogte van de maatregel - een verlaging van de uitkering met 20% gedurende 3 maanden - gebaseerd op artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel maatregelen Uwv. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een termijngebonden verplichting, kan de maatregel niet op dit artikel worden gebaseerd. Zoals op de zitting is besproken kan in dit geval wel een maatregel worden opgelegd op grond van artikel 2 van de Beleidsregel maatregelen Uwv - een verlaging van de uitkering met 5% gedurende een maand - of het Uwv kan een schriftelijke waarschuwing geven.De beslissing daarover is aan het Uwv.