ECLI:NL:RBAMS:2024:3665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
AMS 21/6068
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de voorwaarden voor gehandicaptenvergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser ontving op 13 december 2021 een naheffingsaanslag omdat zijn auto geparkeerd stond zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. De eiser stelde dat hij geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats en dat zijn gehandicaptenkaart zichtbaar was in de auto. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de auto van de eiser geparkeerd stond op een parkeerplaats voor betaald parkeren, waarvoor een gehandicaptenvergunning vereist is.

Tijdens de zitting op 8 mei 2024 werd duidelijk dat de echtgenote van de eiser in het bezit was van een Europese gehandicaptenkaart en een gehandicaptenparkeervergunning. De rechtbank oordeelde dat de Europese gehandicaptenkaart alleen geldig is voor gehandicaptenparkeerplaatsen, terwijl de gehandicaptenvergunning vereist is voor parkeerplaatsen voor betaald parkeren. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn auto had geparkeerd op een parkeerplaats voor betaald parkeren en dat hij de gehandicaptenvergunning niet had gebruikt, omdat het kenteken van de auto niet was opgegeven voor de vergunning.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De eiser had geen geldige parkeerrechten tijdens de parkeeractie, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de gehandicaptenvergunning. De heffingsambtenaar was niet verplicht om het door de eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door rechter K.S. Man, in aanwezigheid van griffier H.M. Dost.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/6068

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

Met een besluit van 13 december 2021 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met een uitspraak op bezwaar van 16 december 2021 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2024. Eiser is verschenen.
Namens de heffingsambtenaar is verschenen [heffingsambtenaar] .
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 11 december 2021 stond de auto van eiser, met kenteken [kentekennummer] geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van [adres] [huisnummer] te Amsterdam. Om 13:47 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan, vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
3. Volgens eiser is de naheffingsaanslag onterecht opgelegd. Eiser voert aan dat hij geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats waarbij de gehandicaptenkaart duidelijk zichtbaar was in de auto.
4. De heffingsambtenaar stelt dat eiser zijn auto niet geparkeerd heeft op een gehandicaptenparkeerplaats, maar op een parkeerplaats voor betaald parkeren. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar aan eiser uitleg gegeven over het gebruik van de gehandicaptenkaart en de gehandicaptenvergunning. Eiser kan op een parkeerplaats voor gehandicapten gebruik maken van de gehandicaptenkaart. Echter, wanneer eiser geparkeerd staat op een parkeerplaats voor betaald parkeren is het gebruik van een gehandicaptenkaart niet voldoende. Bij een parkeerplaats voor betaald parkeren moet eiser gebruik maken van zijn gehandicaptenvergunning, waarbij het kenteken moet worden aangemeld via internet of telefonisch. Nu eiser de gehandicaptenvergunning niet heeft gebruikt is de naheffingsaanslag volgens de heffingsambtenaar terecht opgelegd.
5. De rechtbank overweegt dat de echtgenote van eiser in het bezit is van een Europese gehandicaptenkaart en een gehandicaptenparkeervergunning. Zoals de heffingsambtenaar aan eiser heeft uitgelegd is de Europese gehandicaptenkaart alleen geldig voor gehandicaptenparkeerplaatsen. De gehandicaptenvergunning is geldig voor parkeerplaatsen voor betaald parkeren. De rechtbank stelt aan de hand van de overgelegde foto’s van de scanauto vast dat eiser zijn auto geparkeerd heeft op een parkeerplaats voor betaald parkeren en niet op een gehandicaptenparkeerplaats.
6. Omdat eiser geparkeerd stond op een parkeerplaats voor betaald parkeren, had hij zijn gehandicaptenparkeervergunning moeten gebruiken. Deze vergunning is alleen geldig voor de kentekens die hij voor deze vergunning heeft opgegeven. Het kenteken van de auto waarmee geparkeerd wordt, moet overeenkomen met een kenteken dat voor de vergunning is opgegeven. Dit is ook vermeld in de brief waarin de gemeente de echtgenote van eiser een gehandicaptenparkeervergunning heeft verleend. Eiser moet iedere keer dat hij parkeert het opgegeven kenteken van die auto via internet of telefonisch activeren. Eiser heeft het kenteken van zijn voertuig, [kentekennummer] , niet opgegeven voor de vergunning en dit kenteken vervolgens dus ook niet geactiveerd. Eiser had dus geen geldige parkeerrechten tijdens de parkeeractie. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk heeft.
8. De heffingsambtenaar hoeft het door eiser betaalde griffierecht niet te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier, op 8 mei 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.