ECLI:NL:RBAMS:2024:3709
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen intrekking bijstandsuitkering
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering. Verweerder heeft op 20 maart 2024 de bijstandsuitkering van verzoeker ingetrokken omdat hij zich niet heeft gehouden aan de medewerkingsplicht, waardoor verweerder niet kan vaststellen of verzoeker recht heeft op bijstand. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en verzoekt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitkering direct wordt hervat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juni 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als die van verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het spoedeisend belang niet voldoende is onderbouwd. Verzoeker heeft geen uitkering en kan daardoor niet voorzien in zijn levensonderhoud, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de medewerkingsplicht is geschonden. Verzoeker heeft niet gereageerd op meerdere oproepen van verweerder en is niet verschenen op de gesprekken die zijn ingepland. Hierdoor kan verweerder niet vaststellen of verzoeker recht heeft op bijstand. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2024.