ECLI:NL:RBAMS:2024:3739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
23/795
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2024, in de zaak tussen eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), wordt de afwijzing van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die zich op 12 juni 2020 ziekmeldde, had op 14 maart 2022 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv wees deze aanvraag af op basis van een rapport van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De rechtbank behandelt het beroep van eiser, dat op 21 mei 2024 werd behandeld, en toetst of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de vereisten voldoen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat is om arbeid te verrichten vanwege zijn klachten, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoet aan de criteria voor 'geen benutbare mogelijkheden'. De rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsarts en oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 26 juli 2022 correct is opgesteld. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. H. Temel),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. D. Brandt-van Es).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf]uit Breukelen. De werkgever heeft te kennen gegeven alleen de uitspraak te willen ontvangen.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de vraag of het Uwv de aanvraag van eiser om een WIA [1] -uitkering per 10 juni 2022 (hierna: datum in geding) terecht heeft afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als [functie] . Hij heeft zich op 12 juni 2020 ziekgemeld, waarna hij een Ziektewetuitkering heeft ontvangen. Op 9 juni 2022 bereikte eiser het einde van de wachttijd. Op 14 maart 2022 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Met een besluit van 16 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij op de datum in geding 27,16%, en dus minder dan 35%, arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft dit besluit gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts van 26 juli 2022 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 15 augustus 2022. De medische belastbaarheid van eiser staat in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 juli 2022. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard met een besluit van 9 januari 2023 (het bestreden besluit). Het Uwv heeft hieraan een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 december 2022 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 januari 2023 ten grondslag gelegd.
4. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Met de rapporten van 5 april 2023 en 20 maart 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op eisers gronden en de onderliggende medische stukken.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 10 juni 2022 op goede gronden heeft vastgesteld en de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het Uwv de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
7. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
Medische grondslag van het bestreden besluit
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van het Uwv dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, op zorgvuldige wijze is verricht. De arts heeft het dossier bestudeerd en eiser op het spreekuur van 26 juli 2022 lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien tijdens de hoorzitting en het spreekuur op 13 december 2022. Daarin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter geen aanleiding gezien om eiser meer beperkt te achten en de FML aan te passen. In de nadere reacties heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de in beroep overgelegde stukken gereageerd. Eiser heeft veel medische stukken overgelegd en die zijn door de artsen op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Eiser heeft ook niet gespecificeerd wat uit de stukken volgens hem niet door de artsen is meegenomen. Gelet op wat in de rapporten is vastgelegd aan verrichte onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel, anders dan door eiser is gesteld, dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
9. Eiser heeft aangevoerd dat hij bijna de gehele dag in bed ligt en alleen voor zijn basisbehoeften opstaat. Vanwege de klachten en de pijn, die gedurende de dag steeds heviger wordt, komt hij bijna nooit buiten. Hij is in zijn dagelijks leven van anderen afhankelijk. Vanwege eisers forse beperkingen, zowel fysiek als psychisch, is het voor hem niet mogelijk om enige vorm van arbeid te verrichten. Volgens hem is daarom sprake van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ (GBM).
10. De rechtbank overweegt dat de criteria om te kunnen spreken van GBM streng zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft navolgbaar gemotiveerd dat eiser niet aan die criteria voldoet. Uit eisers dagverhaal blijkt dat hij zelfstandig in staat is tot zelfverzorging en ook zelfstandig (weliswaar gedoseerd) huishoudelijke taken en boodschappen doet. Bij een situatie van GBM is iemand daar niet toe in staat. De rechtbank kan de verzekeringsarts volgen in die conclusie. Op de zitting heeft eisers gemachtigde ook erkend dat eiser wellicht niet precies aan de criteria voldoet. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht een FML opgemaakt. In die FML zijn, rekening houdend met de medische problematiek van eiser, beperkingen aangenomen waardoor eiser in voldoende mate zou moeten worden ontlast in het werk.
11. Eiser stelt dat de verzekeringsarts in de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en beperkingen. Eiser heeft chronische rugklachten en knie- en beenklachten. Er is continue sprake van vermoeidheid en pijn bij eiser. Voor de pijnklachten heeft eiser zware medicatie voorgeschreven gekregen om de pijn enigszins te verminderen. Eiser heeft vanwege de onhoudbare situatie ook psychische klachten ontwikkeld.
12. Hoewel de rechtbank begrijpt dat voor eiser voorop staat wat hij zelf voelt en ervaart, gaat het bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling om beperkingen die een medisch objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De eigen beleving van eiser is daarom niet doorslaggevend. Over de diagnoses zijn partijen het eens. Het is vervolgens aan de verzekeringsarts om een vertaalslag te maken van de klachten van eiser naar de in de FML op te nemen beperkingen. Het Uwv heeft verschillende beperkingen in de FML opgenomen en ontkent dus niet dat eiser veel klachten ervaart en beperkingen heeft. Ook de mentale impact van de lichamelijke klachten op het functioneren van eiser is onderkend. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in wat hij heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Wat eiser in beroep aan medische stukken heeft overgelegd ziet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep deels op de periode van ruim na de datum in geding. De overige medische stukken bevatten geen nieuwe of andere aspecten over eisers rug- en knieklachten die eerder niet bekend zouden zijn en die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus geen objectief medische onderbouwing van het standpunt dat eiser meer beperkt is dan nu is aangenomen. De medische beoordeling van het bestreden besluit berust met het voorgaande op een juiste grondslag.
13. Omdat de rechtbank geen twijfel heeft over het inhoudelijke oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is er geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Eiser heeft per geselecteerde functie aangegeven waarom deze volgens hem niet geschikt is. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn arbeidskundige gronden veelal opnieuw de FML betwist. Zoals hierboven is overwogen, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de FML van 26 juli 2022. Het is de rechtbank niet gebleken dat in de geselecteerde functies de belastbaarheid van eiser zoals die in deze FML is vastgesteld, wordt overschreden. Voor zover de gronden wel de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit bestrijden, is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de reactie van 11 april 2023 een toereikende motivering heeft gegeven. Daarin staat bijvoorbeeld ook duidelijk gemotiveerd dat het opleidingsniveau van eiser voldoende is om de functie van administratief ondersteunend medewerker bij een verzekeringsmaatschappij uit te voeren. Kennis van verzekeringen is daarvoor niet nodig. De rechtbank ziet ook overigens geen reden de geduide functies ongeschikt te achten.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.