ECLI:NL:RBAMS:2024:3777

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
24/652
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling kinderopvangtoeslag en compensatie voor toeslagjaren 2008 en 2009

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. Met het primaire besluit van 25 mei 2021 heeft verweerder de situatie van eiseres over de jaren 2008 en 2009 met betrekking tot de kinderopvangtoeslag herbeoordeeld en aan eiseres laten weten dat het compensatiebedrag wordt vastgesteld op € 27.499,-. Gelet op de Cathuisregeling blijft het definitieve compensatiebedrag € 30.000,-. Met het bestreden besluit van 18 december 2023 heeft verweerder – onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie – het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft het compensatiebedrag verhoogd en vastgesteld op € 30.648,-. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Daarnaast was de man van eiseres aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank beoordeelt of verweerder de compensatie over de toeslagjaren 2008 en 2009 correct heeft vastgesteld. Verder beoordeelt de rechtbank of het recht op compensatie over het toeslagjaar 2010 onderdeel is van dit geschil en, zo ja, of verweerder terecht de compensatie voor het toeslagjaar 2010 heeft afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank stelt voorop dat voor zover eiseres heeft aangevoerd dat de materiële en immateriële compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 verkeerd zijn vastgesteld, dat zij deze beroepsgronden op de zitting heeft ingetrokken. Eiseres betwist niet (meer) dat de materiële en immateriële compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen correct zijn berekend. Eiseres heeft op de zitting aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen compensatie heeft toegekend voor het toeslagjaar 2010. Volgens eiseres heeft zij recht op een hogere materiële en immateriële compensatie als het toeslagjaar 2010 in de herbeoordeling wordt meegerekend.

De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de afwijzing van de compensatie voor het toeslagjaar 2010 buiten de omvang van dit geschil valt. De rechtbank overweegt daartoe dat het (pro forma) bezwaarschrift van 5 juni 2021 enkel het kenmerk van het besluit over de toeslagjaren 2008 en 2009 vermeldt. Verder is alleen dit besluit bij het bezwaarschrift bijgevoegd. Eiseres is de gehele bezwaarprocedure bijgestaan door een professionele gemachtigde. De rechtbank merkt ten overvloede op dat verweerder in het verweerschrift en op de zitting uitgebreid eiseres heeft geïnformeerd over de afwijzing van de compensatie voor het toeslagjaar 2010. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder bij de berekening van de immateriële schade uit moet gaan van een eerdere datum. De rechtbank overweegt dat, wat van deze stelling ook zij, geldt dat verweerder al de maximale immateriële schade heeft toegekend voor de toeslagjaren 2008 en 2009. Eiseres kan dus niet meer schadevergoeding ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. L. Tastan-Bastimar),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: [belastinginspecteurs] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag.
Met het primaire besluit van 25 mei 2021 heeft verweerder de situatie van eiseres over de jaren 2008 en 2009 met betrekking tot de kinderopvangtoeslag herbeoordeeld en aan eiseres laten weten dat het compensatiebedrag wordt vastgesteld op € 27.499,-. Gelet op de Cathuisregeling blijft het definitieve compensatiebedrag € 30.000.-. Met het bestreden besluit van 18 december 2023 heeft verweerder – onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie – het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft het compensatiebedrag verhoogd en vastgesteld op € 30.648.-.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Daarnaast was de man van eiseres aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De totstandkoming van de besluiten

1.1.
Eiseres heeft voor de toeslagjaren 2008 en 2009 kinderopvangtoeslag ontvangen. Zij heeft op 24 december 2009 de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2010 (voor het toeslagjaar 2010) stopgezet. De kinderopvangtoeslagen voor de jaren 2008 en 2009 heeft zij moeten terugbetalen. Op 4 juni 2020 heeft zij zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2008, 2009 en 2010.
1.2.
Verweerder heeft naar aanleiding hiervan advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen. Deze Commissie heeft geadviseerd dat eiseres recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009. Eiseres heeft zelf op 24 december 2009 de kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2010 stopgezet. Van institutioneel vooringenomen handelen is daarom voor het toeslagjaar 2010 geen sprake, aldus de commissie. Verweerder heeft vervolgens met het primaire besluit besloten dat het compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2008 en 2009 wordt vastgesteld op € 27.499,-, maar het minimale bedrag van € 30.000,- wordt toegekend. Met een apart besluit van 25 mei 2021 heeft verweerder het verzoek van eiseres om compensatie voor het toeslagjaar 2010 afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder – onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie – het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2008 en 2009 verhoogd en vastgesteld op € 30.648,-.

Beoordeling van de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de compensatie over de toeslagjaren 2008 en 2009 correct heeft vastgesteld. Verder beoordeelt de rechtbank of het recht op compensatie over het toeslagjaar 2010 onderdeel is van dit geschil en, zo ja, of verweerder terecht de compensatie voor het toeslagjaar 2010 heeft afgewezen.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank stelt voorop dat voor zover eiseres heeft aangevoerd dat de materiële en immateriële compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 verkeerd zijn vastgesteld, dat zij deze beroepsgronden op de zitting heeft ingetrokken. Eiseres betwist niet (meer) dat de materiële en immateriële compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen correct zijn berekend. Eiseres heeft op de zitting aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen compensatie heeft toegekend voor het toeslagjaar 2010. Volgens eiseres heeft zij recht op een hogere materiële en immateriële compensatie als het toeslagjaar 2010 in de herbeoordeling wordt meegerekend. Daarbij heeft zij ook gesteld dat het recht op immateriële schadevergoeding hoger is als rekening wordt gehouden met het eerste moment dat fraudeonderzoek is gedaan.
4.1.
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de afwijzing van de compensatie voor het toeslagjaar 2010 buiten de omvang van dit geschil valt. Volgens verweerder blijkt uit het bezwaarschrift enkel dat bezwaar is gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag voor de toeslagjaren 2008 en 2009. De bezwaaradviescommissie heeft zich dan ook enkel beperkt tot advies over deze toeslagjaren. Ook de beslissing op bezwaar ziet enkel op de toeslagjaren 2008 en 2009. Indien eiseres meent dat er wel bezwaar is aangetekend tegen de beschikking die betrekking heeft op toeslagjaar 2010 en derhalve de bezwaaradviescommissie hierover nog dient te adviseren en aansluitend verweerder hierover een beslissing op bezwaar dient te nemen, stelt verweerder voor dat eiseres hierover contact opneemt met de bezwaarbehandelaar in kwestie.
4.2.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de afwijzing van de compensatie voor het toeslagjaar 2010 buiten de omvang van dit geschil valt. De rechtbank overweegt daartoe dat het (pro forma) bezwaarschrift van 5 juni 2021 enkel het kenmerk van het besluit over de toeslagjaren 2008 en 2009 vermeldt. Verder is alleen dit besluit bij het bezwaarschrift bijgevoegd. Ook het aanvullend bezwaarschrift van 26 augustus 2022 ziet uitsluitend op deze toeslagjaren. Eiseres is de gehele bezwaarprocedure bijgestaan door een professionele gemachtigde. Op 13 oktober 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de bezwaaradviescommissie. Vlak voor de hoorzitting heeft de gemachtigde aangegeven vanwege omstandigheden niet aanwezig te kunnen zijn. Met toestemming van eiseres en haar gemachtigde is de hoorzitting doorgegaan. Op 18 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiseres voor het eerst (schriftelijk) haar bezwaren geuit over het toeslagjaar 2010. De bezwaaradviescommissie heeft deze bezwaren niet betrokken bij het advies en verweerder heeft in het bestreden besluit ook de compensatie voor het toeslagjaar 2010 niet herbeoordeeld. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat – nu eiseres ruim twee jaar later voor het eerst bezwaargronden heeft ingediend over een de herbeoordeling van een toeslagjaar uit een ander besluit – dit buiten deze bezwaar- en beroepsprocedure valt. Van een professioneel gemachtigde mag namelijk verwacht worden dat zij tijdig kenbaar maakt met welk(e) besluit(en) haar cliënte het niet eens is.
4.3.
Gelet op het voorgaande behoeven de beroepsgronden gericht tegen de afwijzing op het recht op compensatie voor het toeslagjaar 2010 in beginsel geen verdere bespreking.
5. Ten overvloede merkt de rechtbank wel het volgende op. Verweerder heeft in het verweerschrift en op de zitting uitgebreid eiseres geïnformeerd over de afwijzing van de compensatie voor het toeslagjaar 2010. Verweerder heeft onder meer toegelicht dat geen sprake is van schade [1] , omdat eiseres zelf op 24 december 2009 de kinderopvangtoeslag voor dit toeslagjaar heeft stopgezet. Eiseres heeft dus voor dit toeslagjaar geen kinderopvangtoeslag hoeven terug te betalen. Verder is ook niet gebleken van institutionele vooringenomenheid of hardheid van het wettelijke stelsel. Eiseres heeft de kinderopvangtoeslag zelf stopgezet voordat zich enige problemen voordeden met de kinderopvangtoeslag. Tussen de stopzetting van de kinderopvangtoeslag en de eerste controle in het kader van een fraudeonderzoek die plaatsvond in het derde kwartaal van 2011 ligt een tijdbestek van meer dan anderhalf jaar. Er wordt dus niet voldaan aan de voorwaarden voor de Wht. Eiseres kan voor aanvullende schadeposten, zoals bijvoorbeeld het mislopen van kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2010, voorleggen bij de Commissie Werkelijke Schade.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder bij de berekening van de immateriële schade uit moet gaan van een eerdere datum. De rechtbank overweegt dat, wat van deze stelling ook zij, geldt dat verweerder al de maximale immateriële schade heeft toegekend voor de toeslagjaren 2008 en 2009 [2] . Eiseres kan dus niet meer schadevergoeding ontvangen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Om voor compensatie in aanmerking te komen dient sprake te zijn van schade die eiseres daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de besluiten van verweerder. Dit volgt uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen
2.Op grond van artikel 2.3 vierde lid Wht volgt dat de immateriële vergoeding nooit meer bedraagt dan de kinderopvangtoeslag die de ouder onterecht heeft moeten terugbetalen of niet heeft ontvangen.