ECLI:NL:RBAMS:2024:3990
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag parkeervergunning en beroep op gelijkheidsbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een parkeervergunning beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend voor een bewonersvergunning parkeren, maar deze werd afgewezen door verweerder op basis van het vergunningenplafond dat op nul was gesteld voor het gebied waarin eiser woont. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar verweerder handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser stelt dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, omdat andere bewoners in zijn omgeving wel een parkeervergunning hebben gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van ongelijke behandeling, aangezien de vergunningen aan deze bewoners abusievelijk zijn verleend en later zijn ingetrokken. Bovendien is de bewoner die wel een vergunning heeft gekregen, een herhuisvester, wat onder een speciale regeling valt. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van deze regeling, waardoor zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de afwijzing van de vergunning ook gerechtvaardigd is op basis van de Parkeerverordening 2013, die dwingend voorschrijft dat de vergunning moet worden geweigerd in het geval van een vergunningenplafond van nul. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het beleid van verweerder en concludeert dat de afwijzing van de aanvraag van eiser rechtmatig is. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.