ECLI:NL:RBAMS:2024:4189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10876246 / CV EXPL 24-513
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van besluiten genomen tijdens algemene ledenvergadering van een Vereniging van Eigenaars

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaars (VvE) betaling van verschillende bijdragen van een lid, [gedaagde], die het niet eens is met de besluiten genomen tijdens een algemene ledenvergadering. De VvE stelt dat de besluiten geldig zijn, terwijl [gedaagde] betoogt dat de vergadering en de besluiten nietig zijn. De kantonrechter oordeelt dat de vergadering en de besluiten geldig zijn, en wijst de vorderingen van de VvE toe. De procedure omvat een dagvaarding, een conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. De kantonrechter concludeert dat de oproeping voor de vergaderingen correct is geschied en dat de besluiten conform het splitsingsreglement zijn genomen. De vorderingen van de VvE worden toegewezen, inclusief de betaling van een bedrag van € 13.560,00 door [gedaagde] voor de aanzuivering van het reservefonds en groot onderhoud aan het dak, alsook de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10876246 \ CV EXPL 24-513
Vonnis van 14 juni 2024
in de zaak van
de vereniging
VVE [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Armaere B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna de VvE en [gedaagde] genoemd.
Waar gaat deze zaak over?
De VvE bestaat uit twee leden, waaronder [gedaagde] . Tijdens een algemene ledenvergadering, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was, zijn een aantal besluiten genomen. Op grond van deze besluiten, vordert de VvE betaling van verschillende bijdragen van [gedaagde] . [gedaagde] is het hier niet mee eens, onder meer omdat zij vindt dat de gehouden vergadering en de daarop genomen besluiten nietig zijn. De kantonrechter volgt het standpunt van [gedaagde] niet en wijst de vorderingen van de VvE toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 december 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met bijlagen,
- het tussenvonnis van 27 februari 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de op 28 maart 2024 binnengekomen akte overlegging producties tevens akte vermeerdering van eis van de VvE,
- de mondelinge behandeling van 12 april 2024, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte van 8 februari 1977 (hierna: de splitsingsakte) is het pand aan de [locatie] (hierna: het pand) gesplitst in twee appartementsrechten (hierna: [adres 1] en [adres 2] ). Op dat moment is ook de VvE opgericht.
2.2.
In de splitsingsakte is een modelreglement van 22 februari 1973 met inachtneming van een aantal wijzigingen van toepassing verklaard (hierna: het splitsingsreglement). Het splitsingsreglement bepaalt zodoende onder meer het volgende:
"Artikel 2
Tot de gemeenschappelijke gedeelten worden ondermeer gerekend:
a.
(…) de daken (…)
Artikel 18
1.
Van de gezamenlijke schulden en kosten genoemd in het vorige artikel alsmede van een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de kosten verbonden aan periodiek onderhoud en noodzakelijke vernieuwingen wordt door de administrateur een begroting ontworpen en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.
2.
Zodra de Vereniging van Eigenaars daartoe besluit zal voor de onder 1 bedoelde kosten worden overgegaan tot het betalen van voorschotbijdragen.
Bij dit besluit zal tevens worden vastgesteld de datum van ingang, de termijn waarin betaald moet worden. (…)
Artikel 32
(…)
6. (…) De oproeping ter vergadering vindt plaats met een termijn van ten minste acht vrije dagen en wordt verzonden naar de werkelijke, of in overeenstemming met artikel 15 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, gekozen woonplaats van de eigenaars; zij bevat de opgave van de punten der agenda alsmede de plaats van de vergadering. (…)
Artikel 36
(…)
4. In een vergadering waar niet alle eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd zijn kan geen geldig besluit worden genomen.
In dat geval zal een nieuwe vergadering worden uitgeschreven, te houden niet vroeger dan acht vrije dagen en niet later dan zes weken na de eerste. In de oproeping tot deze vergadering zal mededeling worden gedaan dat de komende vergadering een tweede vergadering is als bedoeld in dit artikel. In deze vergadering zal over de aanhangige onderwerpen een besluit kunnen worden genomen ongeacht het aantal stemmen dat ter vergadering kan worden uitgebracht. (…)
2.3.
[gedaagde] is eigenaar van het appartement [adres 1] . Zij is lid van de VvE.
2.4.
Mevrouw [naam] (hierna: [naam] ) is eigenaar van het appartement [adres 2] . Zij is ook lid van de VvE. Zij is daarnaast administrateur (bestuurder) van de VvE en voorzitter van de vergadering van eigenaars.
2.5.
Naast [gedaagde] en [naam] heeft de VvE geen andere leden.
2.6.
Boven de uitbouw van het appartement van [gedaagde] bevindt zich een dak waarvan [naam] gebruik maakt door middel van een dakterras.
2.7.
Met een brief van 18 maart 2023, een e-mail van 19 maart 2023 en een sms van 19 maart 2023 heeft de VvE [gedaagde] – samengevat – uitgenodigd voor een vergadering van eigenaars op 11 april 2023 op [adres 3] . Bij de brief en de e-mail was onder meer een agenda voor de vergadering in de bijlagen gevoegd.
2.8.
Op 11 april 2023 heeft een vergadering van eigenaars plaatsgevonden. [gedaagde] was daarbij niet aanwezig. De notulen van voornoemde vergadering vermelden – samengevat –dat is besloten tot het houden van een tweede vergadering van eigenaars met dezelfde agenda.
2.9.
Met een brief van 12 april 2023, een e-mail van 13 april 2023 en een sms van 17 april 2023 heeft de VvE [gedaagde] – samengevat – uitgenodigd voor een vergadering van eigenaars op 24 april 2023 op [adres 3] . Bij de brief en de e-mail was onder meer een agenda voor de vergadering in de bijlagen gevoegd.
2.10.
Op 24 april 2023 heeft een vergadering van eigenaars plaatsgevonden. [gedaagde] was ook hierbij niet aanwezig. Tijdens deze vergadering zijn verschillende onderwerpen aan de orde gekomen, waaronder i) een voorstel tot het aanzuiveren van betalingsachterstanden, ii) groot onderhoud aan het dak en iii) de vaststelling van een nieuw maandelijks voorschotbedrag. De notulen van die vergaderingen vermelden onder meer daarover het volgende:

6. Huidige financiële situatie
(…)
Voorstel aanzuiveren betalingsachterstanden
De vergadering stemt in met het voorstel en besluit dat de leden het reservefonds alsnog aanzuiveren met een voorschotbijdrage op basis van de achterstanden die van 1-1-2015 tot 31-12-2022 zijn opgebouwd(besluit). De bedragen zijn:
-
€ 1.050,- voor [naam] en
-
€ 4.450,- voor [gedaagde]
Nadat er een rekening door de VvE is geopend ontvangen de leden en de administrateur een factuur met een specificatie van deze voorschotbijdragen(actie)en zullen deze per ommegaande voldoen op de rekening van de VvE(actie).
Tevens worden de voorschot-bijdragen per 1-1-2023 hervat op basis van de in de begroting vastgestelde voorschotbedragen (…).

7.Groot onderhoud dak

(…)
De vergadering stemt in met het voorstel van administrateur voor het groot onderhoud van het dak(besluit). De leden zorgen ieder voor een extra voorschot-bijdrage van € 7.500,- voor het groot onderhoud(besluit). (…)

8.Goedkeuren begroting 2023

De begroting voor 2023 wordt door de vergadering goedgekeurd(besluit).
Het nieuwe maandelijkse voorschotbedrag wordt daarmee vastgesteld op € 115,- per lid per maand(besluit).
2.11.
Daarna zijn partijen verwikkeld geraakt in een discussie over de vraag of [gedaagde] gehouden is om aan de VvE te betalen i) € 4.450,00 voor de aanzuivering van het reservefonds, ii) € 7.500,00 aan een extra voorschotbijdrage voor groot onderhoud aan het dak en iii) € 115,00 per maand aan voorschotbijdrage, te rekenen vanaf 1 januari 2023.

3.Het geschil

3.1.
De VvE vordert na eisvermeerdering – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van € 14.948,33, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
In deze procedure hebben partijen aan de kantonrechter verschillende onderwerpen voorgelegd die hen verdeeld houden. De kantonrechter zal hierna – samengevat – ingaan op de volgende vier onderwerpen, te weten i) de geldigheid van de vergaderingen van eigenaars van 11 en 24 april 2023, ii) de geldigheid van het besluit tot aanzuivering van het reservefonds, iii) het (onderhoud van het) dak en iv) de perceelgrens.
De geldigheid van de vergaderingen van eigenaars van 11 en 24 april 2023
4.2.
Eén van de onderwerpen die partijen verdeeld houden is de vraag of de op 11 en 24 april 2023 gehouden vergaderingen van eigenaars geldig zijn. [gedaagde] verzoekt de kantonrechter namelijk voornoemde vergaderingen nietig te verklaren, omdat de oproeping voor die vergaderingen – volgens haar – onjuist is geschied.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat er geen rechtsgrond bestaat om een vergadering van eigenaars nietig te verklaren. In zoverre kan [gedaagde] niet worden gevolgd in haar verzoek.
4.4.
Besluiten die zijn genomen op een vergadering van eigenaars kunnen wel vernietigbaar zijn als een eigenaar niet conform het splitsingsreglement voor de vergadering is opgeroepen. Dit volgt uit artikel 2:15 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), waarin staat dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is als het in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. Gelet op de door [gedaagde] gegeven toelichting bij haar verzoek dat de oproeping voor de vergaderingen van eigenaars van 11 en 24 april 2023 onjuist is geschied, vat de kantonrechter dat verzoek op als een beroep op vernietigbaarheid van de tijdens die vergaderingen genomen besluiten. Daarvoor geldt het volgende.
4.5.
Artikel 5:130 lid 2 BW bepaalt dat een beroep op vernietiging op grond van artikel 2:15 BW gedaan moet worden binnen een maand na de dag dat de betrokkene van het besluit kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen nemen. Deze bepaling is opgenomen om ervoor te zorgen dat eigenaars zo spoedig mogelijk zekerheid krijgen of een besluit geldig is. Als de termijn van een maand is verstreken, dan kan de vernietiging niet meer worden ingeroepen, ook niet bij wijze van verweer.
4.6.
In dit geval zijn de notulen van de vergadering van 24 april 2023, waarin de besluiten zijn genomen, op 1 mei 2023 per e-mail en aangetekende post aan [gedaagde] verzonden. Bij de stukken zit een bericht dat op 2 mei 2023 voor de aangetekende post is getekend. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat zij de notulen heeft ontvangen. [gedaagde] wordt dus geacht op 1 en in ieder geval 2 mei 2023 op de hoogte te zijn geweest van de genomen besluiten. [gedaagde] heeft haar bezwaren voor het eerst als verweer in haar conclusie van antwoord van 13 februari 2024 aan de kantonrechter voorgelegd. De termijn van artikel 5:130 lid 2 BW was toen al ruimschoots verstreken. [gedaagde] is daarom te laat met het inroepen van de vernietigbaarheid van de besluiten die zijn genomen op de vergadering van 24 april 2023.
4.7.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat hij van oordeel is dat [gedaagde] op een juiste wijze is opgeroepen voor de vergaderingen. Uit artikel 32 lid 6 van het splitsingsreglement volgt dat oproeping voor de vergadering van eigenaars plaatsvindt met een termijn van ten minste acht vrije dagen en wordt verzonden naar de woonplaats van de eigenaars vergezeld van een agenda alsmede de plaats van de vergadering. Aan deze vereisten voor oproeping is in dit geval voldaan. Uit de hiervoor in de feiten geschetste gang van zaken blijkt dat de VvE [gedaagde] bij brief, e-mail en sms heeft opgeroepen voor de vergaderingen van eigenaars van 11 respectievelijk 24 april 2023 (zie hiervoor 2.7 en 2.9). Dit was steeds meer dan acht dagen voor de datum van iedere vergadering. Daarnaast waren die e-mails steeds vergezeld van agenda’s en stond daarin ook de plaats waar de vergaderingen zouden plaatsvinden ( [adres 3] ).
4.8.
Verder heeft de vergadering de genoemde besluiten in afwezigheid van [gedaagde] kunnen nemen. Artikel 36 lid 4 van het splitsingsreglement bepaalt dat na een vergadering waarin er geen besluiten genomen konden worden omdat niet alle eigenaars aanwezig waren, een tweede vergadering kan worden uitgeroepen. De oproeping voor die vergadering moet plaatsvinden tegen een termijn van minimaal acht vrije dagen en maximaal zes weken na de eerste vergadering. Ook moet in de oproeping worden vermeld dat het om een tweede vergadering gaat. Indien aan deze vereisten is voldaan, kunnen op de tweede vergadering besluiten worden genomen ongeacht het aantal stemmen. In dit geval is een tweede vergadering uitgeroepen en is aan de vereisten van artikel 36 lid 4 van het splitsingsreglement voldaan. [gedaagde] is op 12 en 13 april 2023 opgeroepen voor de vergadering van 24 april 2023 en in de oproep is vermeld dat het een tweede vergadering zoals bedoeld in artikel 36 van het splitsingsreglement is.
Besluit voorschotbijdrage aanzuivering reservefonds geldig
4.9.
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter de inning van de VvE-bijdragen met terugwerkende kracht nietig te verklaren, omdat er geen vastgestelde begroting over de jaren 2015 tot en met 2022 is opgenomen in de splitsingsakte, waardoor er geen grondslag zou zijn voor inning van de voorschotbijdrage voor aanzuivering van het reservefonds.
4.10.
De kantonrechter vat dit verzoek op als een beroep op artikel 2:14 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig is. Het splitsingsreglement maakt onderdeel uit van de akte van splitsing. Deze akte van splitsing wordt ingevolge art. 5:129 lid 1 BW, voor de toepassing van art. 2:14 BW, gelijkgesteld met de statuten.
4.11.
Uit het ‘voorstel aanzuiveren betalingsachterstanden’, dat door [naam] als administrateur is ingediend voorafgaand aan de vergaderingen, blijkt dat de VvE begin 2015 heeft besloten te starten met een reservefonds voor normaal en groot onderhoud. De voorschotbijdrage is toen vastgesteld op € 50,00 per maand. Zowel [gedaagde] als [naam] is gestopt met bijdragen aan het reservefonds. Tijdens de vergadering van 24 april 2023 is naar aanleiding van voornoemd voorstel besloten om weer te starten met het aanzuiveren van het reservefonds. De kantonrechter ziet niet dat voor de geldigheid van het besluit om het reservefonds aan te zuiveren met een voorschotbijdrage, begrotingen over de jaren 2015 tot en met 2022 zijn vereist. Uit lid 2 van artikel 18 van het splitsingsreglement blijkt dat wordt overgegaan tot het betalen van voorschotbijdragen, zodra de VvE daartoe besluit. In dit geval heeft de VvE een dergelijk besluit genomen, namelijk op de vergadering van 24 april 2023. Lid 1 van artikel 18 van het splitsingsreglement schrijft inderdaad voor dat de administrateur jaarlijks een begroting opstelt van de gezamenlijke schulden en kosten genoemd in artikel 17 van het splitsingsreglement. Uit artikel 18 lid 1 en 2 van het splitsingsreglement volgt echter niet dat voor het overgaan tot het betalen van voorschotbijdragen, deze begroting vereist is. Slechts een besluit van de VvE is daarvoor vereist. De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat het besluit niet in strijd is met het splitsingsreglement, zodat het besluit geldig is.
Beide leden dragen bij aan het dak
4.12.
Verder zijn partijen het oneens over het gebruik en het onderhoud van het dak boven de uitbouw van [gedaagde] . [gedaagde] is van mening dat zij niet hoeft bij te dragen aan het onderhoud van het dak. Daarin wordt [gedaagde] niet gevolgd. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.13.
Uit artikel 2 van het splitsingsreglement volgt dat het dak tot het gemeenschappelijke gedeelte van de VvE behoort. Het uitgangspunt is daarom dat alle leden van de VvE aan het onderhoud daarvan dienen bij te dragen. Het besluit voor het groot onderhoud van het dak waarbij een extra voorschotbijdrage van € 7.500,00 per lid is vastgesteld, is geldig genomen tijdens de vergadering op 24 april 2023 (zie daarvoor de conclusie in overwegingen 4.7 en 4.8). [gedaagde] dient zich als lid van de VvE aan dit besluit te houden.
4.14.
Verder heeft [gedaagde] in dit verband nog naar voren gebracht dat [naam] volgens haar gebruik maakt van een dakterras op het dak zonder dat daar een vergunning voor is. De kantonrechter vat dit zo op dat [gedaagde] denkt dat daardoor schade aan het dak wordt veroorzaakt. [gedaagde] wil niet dat er op deze manier risicovol gebruik wordt gemaakt van het dak. Daarnaast heeft [naam] aangegeven dat er lekkage is aan het dak. [gedaagde] wil deze lekkage zien. Zij heeft toegelicht dat ze op dit moment geen toegang heeft tot het dak, waardoor zij de staat van het dak niet kan controleren.
4.15.
De kantonrechter oordeelt dat niet vast staat dat [naam] zonder vergunning gebruik maakt van een dakterras op het dak, waardoor schade aan het dak zou kunnen ontstaan. Om die reden kan niet worden beoordeeld of de VvE de kosten voor het onderhoud van het dak op één van haar leden zou moeten verhalen. Omdat dit niet beoordeeld kan worden, dienen beide leden van de VvE bij te dragen aan het dak.
4.16.
Het argument van [gedaagde] dat zij geen toegang heeft tot het dak en daardoor de staat van het dak niet kan controleren, leidt niet tot vernietigbaarheid van het besluit over het groot onderhoud van het dak. Voor zover dit al reden zou zijn om het besluit vernietigbaar te achten wegen strijd met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 lid 1 sub B BW), geldt dat daarop binnen een maand na bekendwording met het besluit een beroep had moeten worden gedaan. Dat is niet gebeurd (zie overwegingen 4.5 en 4.6). Overigens heeft de VvE tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat [gedaagde] het dak mag komen bekijken, zodat vaststaat dat [gedaagde] toegang krijgt tot het dak.
De perceelgrens
4.17.
[gedaagde] heeft tot slot aangevoerd dat zij duidelijkheid wil verkrijgen over de ligging van de perceelgrens. Dit onderwerp ligt in deze procedure echter niet ter beoordeling voor. De kantonrechter kan alleen beslissingen nemen over wat in deze procedure gevorderd is. De perceelgrens maakt daar geen onderdeel van uit. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan de toelichtingen die [gedaagde] hierover heeft gegeven.
Conclusie
4.18.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt. De gehouden ledenvergaderingen en de daarop genomen besluiten zijn geldig. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] gehouden is aan de VvE te betalen een bedrag van i) € 4.450,00 voor de aanzuivering van het reservefonds, ii) € 7.500,00 aan een extra voorschotbijdrage voor groot onderhoud aan het dak en iii) € 115,00 per maand aan voorschotbijdrage, te rekenen vanaf 1 januari 2023. De totale voorschotbijdrage als bedoeld onder iii) die [gedaagde] in het kader van deze procedure moet betalen, stelt de kantonrechter vast op € 1.610,-. In de dagvaarding en de akte eisvermeerdering vordert de VvE de voorschotbijdrage voor de periode januari 2023 tot en met februari 2024. € 115,- maal 14 maanden = € 1.610,-. Dat neemt niet weg dat [gedaagde] gehouden is om de VvE-bijdrage ook voor maart 2024 en verder te betalen. Hiermee is de totaal te betalen hoofdsom € 13.560,-.
Kosten
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
De VvE vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De VvE heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. De VvE heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat de VvE de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet kan verrekenen, wordt de vergoeding verhoogd met btw.
4.20.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
13.560,00
- buitengerechtelijke incassokosten
- btw over BIK
910,60
191,23
+
totaal
14.661,83
Proceskosten
4.21.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding: € 132,56
- griffierecht: € 1.409,00
- salaris gemachtigde: € 812,00 (2 punten x € 406,00)
- nakosten:
€ 135,00(plus de kosten zoals in de beslissing vermeld)
- totaal: € 2.488,56
Wettelijke rente
4.22.
De VvE vordert een bedrag van € 111,18 aan wettelijke rente over het bedrag van € 12.525,- tot 19 december 2023 (datum dagvaarding). Zij heeft hieraan geen berekening ten grondslag gelegd. Verder vordert zij wettelijke rente over het bedrag van € 12.525,- vanaf de dag van de dagvaarding. De gevorderde wettelijke rente is niet bestreden.
4.23.
De kantonrechter stelt vast dat het bedrag van € 12.525,- het bedrag is dat [gedaagde] op 12 mei 2023 was verschuldigd. In een factuur van die datum staat vermeld dat dit bedrag binnen 14 dagen moet zijn betaald. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, was zij op 27 mei 2023 in verzuim. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen over het bedrag van € 12.525,-, met ingang van 28 mei 2023. Het gevorderde bedrag van € 111,18 wordt geacht daarbij te zijn inbegrepen en zal dus niet apart worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de VvE van € 13.560,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de VvE van € 1.101,83 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de VvE van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 12.525,00, met ingang van 27 mei 2023, tot aan de dag van volledige betaling
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.488,56, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.D. Tameris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.