ECLI:NL:RBAMS:2024:422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
AMS 23/1771
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van Woo-verzoeken inzake vergunningen voor woningvorming en B&B-exploitatie door de gemeente Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 30 januari 2024, zijn de beroepen van eiser tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaard. Eiser had op basis van de Wet open overheid (Woo) verzoeken ingediend om openbaarmaking van gegevens met betrekking tot vergunningen voor B&B-exploitatie en woningvorming. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op de juiste wijze heeft voldaan aan het Woo-verzoek van eiser. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de lakken van adressen in de verstrekte overzichten en voerde aan dat de gemeente de Huisvestingswet onjuist interpreteert door woningvorming naar onzelfstandige woonruimtes niet te erkennen. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen ander overzicht kan verstrekken dan wat al is gegeven, en dat de gemeente de vergunningen voor woningvorming altijd als onttrekking of omzetting heeft behandeld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er een motiveringsgebrek kleeft aan het besluit van 12 mei 2023, maar dat dit eiser niet heeft benadeeld. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht aan eiser. De rechtbank volgt eiser niet in zijn verzoek om actieve openbaarmaking van gegevens, omdat de wet deze mogelijkheid niet biedt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/1771 en AMS 23/2522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaken tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de behandeling door verweerder van zijn verzoeken op grond van de Woo [1] .
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen behandeld op de zitting van 21 november 2023. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Feiten en omstandigheden

AMS 23/1771
2.1.
Eiser heeft op 14 november 2022 het volgende Woo-verzoek ingediend:
‘Uw ambtelijke vergunningverleners toetsen nieuwe aanvragen voor B&B [2] en verkamering aan pand-quotums en wijk-quotums, daartoe hanteren zij bestanden met alle ooit verleende vergunningen. De vergunning-boekhouding klopt niet altijd zodat vergunningen boven quotum kunnen worden verleend. Om kenbaar & controleerbaar te maken op basis van welke vergunning-gegevens wordt beslist tot vergunnen of afwijzen van nieuwe aanvragen graag openbaarmaking per stadsdeel en per wijk van de adressen waarvoor volgens de nu door de vergunningverleners gehanteerde bestanden ooit een vergunning voor kamer-
Exploitatie en/of B&B-exploitatie is verleend, op peildatum 1-10-2022. Als de peildatum1-10 u niet schikt is 31-12-2022 of 1-1-2023 ook goed, maar wel alle gegevens van alle
Stadsdelen op dezelfde peildatum. Openbaarmaking bij voorkeur door toezending per email en plaatsing op uw WOO-site.’
2.2.
Met het primaire besluit van 23 november 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek en een ongelakt overzicht van adressen met vergunningen voor
B&B-exploitatieverstrekt.
2.3.
Eiser heeft op 14 december 2022 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van
23 november 2022 en aangevoerd dat de gevraagde adressen van de
kamervergunningenniet openbaar zijn gemaakt.
2.4.
Verweerder heeft vervolgens met een aanvullend besluit van 10 januari 2023 een overzicht van omzettingsvergunningen voor kamerexploitatie verstrekt, waarin de adressen zijn gelakt.
2.5.
Eiser is het ook niet eens met het aanvullende besluit en heeft opnieuw bezwaar gemaakt.
2.6.
Met het bestreden besluit van 6 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de besluiten van 23 november 2022 en 10 januari 2023 in stand gelaten. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op een advies van de bezwaarschriftencommissie.
2.7.
Uit de toelichting van eiser tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase is gebleken dat eiser ook bedoeld heeft een overzicht van vergunningen voor
woningvormingte ontvangen. De bezwaarschriftencommissie heeft vastgesteld dat het Woo-verzoek van eiser is opgevat als een verzoek betrekking hebbend op omzetting van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte. Indien eiser nadere informatie wenst, zou hij een nieuw verzoek moeten indienen, aldus de bezwaarschriftencommissie.
AMS 23/2522
3.1.
Eiser heeft vervolgens op 7 maart 2023 het volgende Woo-verzoek ingediend:

per stadsdeel en per wijk de adressen waarvoor volgens de al dan niet door uw vergunningverleners gehanteerde bestanden ooit een vergunning voor woningvormen is verleend, nu op peildatum 1-3-2023’.
Op 17 maart 2023 heeft eiser toegelicht dat het alleen gaat om ‘
vergunningen woningvormen voor kamergewijze exploitatie’.
3.2.
Tegen het uitblijven van een besluit op dit verzoek heeft eiser op 7 mei 2023 een beroep niet-tijdig beslissen ingediend. [3]
3.3.
Op 12 mei 2023 heeft verweerder alsnog beslist op het verzoek van eiser. Verweerder heeft toegelicht dat is gezocht bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de stadsdelen en dat de gevraagde informatie niet is gevonden, omdat de gemeente de term ‘woningvorming’ nooit heeft gebruikt en deze categorie sinds 2020 ook uit de Huisvestigingsverordening van Amsterdam is verdwenen. Het vormen van meerdere onzelfstandige woonruimten wordt aangemerkt als ‘omzetten’ of ‘onttrekken’.
3.4.
Eiser heeft zijn beroep vervolgens gehandhaafd. [4]
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de verzoeken van eiser op de juiste wijze heeft behandeld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.2.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.3.
Eiser heeft een aantal gronden aangevoerd, onder meer tegen het lakken van de adressen in het verstrekte overzicht van omzettingsvergunningen voor kamerexploitatie. Op de zitting heeft eiser verklaard dat de rechtbank zich niet hoeft uit te spreken over dit onderwerp, omdat dit vraagpunt behandeld zal worden in een hogerberoepsprocedure van een eerder door eiser aangebrachte zaak, waarin op 21 september 2022 door deze rechtbank uitspraak is gedaan. [5]
4.4.
Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij zijn beroepsgronden wil beperken tot de volgende twee geschilpunten. De rechtbank zal deze hieronder bespreken.
Woningvorming
5.1.
Eiser wil kunnen nagaan of de wijk-quota voor kamervergunningen niet worden overschreden. Daartoe wil hij adressenoverzichten die de vergunningverleners gebruiken om te bepalen of het wijk-quotum al is bereikt. Daartoe wil hij een overzicht van de adressen waarin woningvorming is vergund, hetgeen volgens eiser tot 2020 wel degelijk vergunningplichtig was. In het verweerschrift en op de zitting heeft verweerder een nuancering gegeven op haar standpunt uit het bestreden besluit van 12 mei 2023 dat geen vergunningplicht bestaat voor het vormen van onzelfstandige woonruimten. Verweerder stelt dat er geen overzicht is van verleende vergunningen voor
woningvormingnaar onzelfstandige woonruimtes, omdat verweerder deze categorie (die inderdaad tot 2020 in de Huisvestingsverordening stond) niet als zodanig heeft gebruikt. Verweerder stelt dat zij, voor zover na te gaan, op de gedane verzoeken tot woningvorming naar onzelfstandige woonruimtes altijd een onttrekkings- of omzettingsvergunning heeft verleend. De verleende onttrekkings- of omzettingsvergunningen bij verzoeken tot woningvorming naar onzelfstandige woonruimtes staan volgens verweerder op de lijst die aan eiser op 10 januari 2023 is verstrekt.
5.2.
Eiser voert aan dat verweerder de Huisvestingswet onjuist interpreteert door woningvorming naar onzelfstandige woonruimtes niet te erkennen en op verzoeken daartoe een onttrekkings- of omzettingsvergunning te verlenen. Eiser verzoekt verweerder om openbaarmaking van de adressen waarvoor een vergunning is verleend voor woningvormen naar onzelfstandige woonruimten onder welke vlag dan ook, dus ook als daarvoor een vergunning voor onttrekking of omzetting is verleend.
5.3.
De rechtbank kan in het midden laten of de gemeente de categorie ‘woningvorming’ wel of niet juist heeft geïnterpreteerd, omdat de feitelijke situatie is geweest dat de gemeente het creëren van meerdere onzelfstandige woonruimten steeds heeft vergund als ‘onttrekking’ of ‘omzetting’. Verweerder heeft op allerlei manieren geprobeerd te achterhalen of er toch ook adressen zijn die als ‘woningvorming’ zijn gelabeld, maar dit is niet het geval gebleken. Er is slechts één vergunningaanvraag voor ‘woningvorming’ gevonden, maar daarin is een vergunning verleend voor ‘onttrekking’. Dit bevestigt dat de gemeente de beweerde werkwijze had.
5.4.
Verweerder kan dan ook geen ander overzicht verstrekken van de vergunningen die voor ‘woningvormen’ zijn verleend dan wat zij al heeft verstrekt, namelijk een overzicht van de omzettings- en onttrekkingsvergunningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op de juiste wijze voldaan aan het Woo-verzoek van eiser.
5.5.
De rechtbank is wel van oordeel dat verweerder hiervoor pas in het verweerschrift en op de zitting een toereikende motivering heeft gegeven. Dit betekent dat in de zaak
AMS 23/2522 het bestreden besluit van 12 mei 2023 onvoldoende zorgvuldig is gemotiveerd en dat een motiveringsgebrek kleeft aan dat bestreden besluit. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren; eiser is door het motiveringsgebrek niet benadeeld, nu deze de uitkomst van het bestreden besluit niet anders maakt. Er bestaat wel aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling van het door eiser betaalde griffierecht.
Actieve openbaarmaking
6.1.
Eiser voert daarnaast aan dat verweerder op grond van de Woo verplicht is tot actieve openbaarmaking van de adressen waarop ooit een vergunning is verleend voor B&B-exploitatie. Eiser vraagt de rechtbank verweerder te veroordelen tot actieve openbaarmaking, zodat hij niet steeds hetzelfde Woo-verzoek hoeft in te dienen.
6.2.
De rechtbank volgt eiser daarin niet en overweegt hiertoe als volgt. Artikel 3.1 van de Woo bepaalt dat een bestuursorgaan uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten openbaar
kanmaken, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is. Als een bestuursorgaan niet overgaat tot actieve openbaarmaking, kan eenieder om die informatie verzoeken (artikel 4.1 van de Woo). De Woo biedt dus twee routes waarop een bestuursorgaan openbaar kan maken: uit eigen beweging of op verzoek. De mogelijkheid van een verzoek tot het uit eigen beweging openbaar maken, noemt de wet niet. De rechtbank ziet in de totstandkomingsgeschiedenis van de wet ook geen grond om aan te nemen dat eiser het bestuursorgaan zelf kan verzoeken om bepaalde gegevens in de toekomst actief openbaar te maken, dan wel de rechtbank kan verzoeken om een bestuursorgaan hiertoe te veroordelen.

Conclusie en gevolgen

7.1.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Verweerder heeft op een juiste wijze beslist op de verzoeken van eiser.
7.2.
De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht inzake AMS 23/2522 vergoedt vanwege het motiveringsgebrek in het bestreden besluit van 12 mei 2023.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • draagt verweerder op inzake AMS 23/2522 het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Zaagsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet open overheid.
2.Bed & Breakfast.
3.Op grond van artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit.
5.AMS 21/4336.