ECLI:NL:RBAMS:2024:4286
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de minister om schuld van eiseres aan Stadsbank van Lening over te nemen in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de minister van Financiën om haar schuld bij de Stadsbank van Lening af te betalen, beoordeeld. Eiseres, die als gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire wordt aangemerkt, heeft een schuldenlijst ingediend bij de uitvoeringsorganisatie Sociale Banken Nederland (SBN). De minister heeft op 16 oktober 2023 besloten dat de schuld van eiseres niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat er wel sprake is van een opeisbare schuld die onder de regeling valt.
De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres en concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat alleen opeisbare schulden voor vergoeding in aanmerking komen. Eiseres heeft weliswaar een beleenvergoeding betaald, maar de minister stelt dat er geen achterstallige betalingen zijn, omdat deze zijn kwijtgescholden. De rechtbank oordeelt dat de regeling is bedoeld om gedupeerden te beschermen tegen incassomaatregelen en dat de voorwaarden dwingend zijn geformuleerd. Eiseres kan niet worden geconfronteerd met incassomaatregelen, omdat zij haar betalingen heeft gedaan. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat er een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten schulden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden van de Wht en de noodzaak om alleen opeisbare schulden te vergoeden, om zo de doelstellingen van de wet te waarborgen.