ECLI:NL:RBAMS:2024:4289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
AMS 24/149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WW-uitkering wegens onvoldoende arbeidsurenverlies

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WW-uitkering door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, werkzaam als [Beroep] bij [Werkgever 1], had een fulltime dienstverband van 40 uur per week, maar nam 8 uur onbetaald verlof op. Tijdens dit verlof werkte hij als [Beroep 2] bij [Werkgever 2]. Na beëindiging van zijn werkzaamheden bij [Werkgever 2] diende eiser op 27 juni 2023 een aanvraag voor een WW-uitkering in, welke op 17 juli 2023 werd afgewezen. Eiser stelt dat hij recht heeft op een WW-uitkering vanwege het verlies van zijn dienstverband bij [Werkgever 2]. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt of de afwijzing van de WW-aanvraag terecht is. Volgens de Wet werkloosheid (WW) is iemand werkloos als hij in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder werkt dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan deze definitie van werkloosheid, aangezien zijn arbeidsurenverlies te gering is. Eiser heeft in de 26 weken voorafgaand aan zijn aanvraag gemiddeld 43 uur per week gewerkt, terwijl hij officieel recht heeft op 40 uur per week bij [Werkgever 1]. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na 1 juli 2023 geen andere werkzaamheden kon verrichten. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde WW-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [Werkgever 2] ( [Werkgever 2] ) gevestigd in Amsterdam (belanghebbende).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van een WW [1] -uitkering door verweerder.
2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en bovengenoemde gemachtigde van verweerder.

Wat aan deze procedure voorafging

4. Eiser werkt als [Beroep] op het [Werkgever 1] . Hij heeft hier een fulltime dienstverband voor 40 uur in de week (1,0 fte), maar hij heeft voor
8 uur (0,2 fte) onbetaald verlof opgenomen. In die tijd werkte eiser als [Beroep 2] bij de [Werkgever 2] , in het kader van werkdrukverlichting.
5. Per 1 juli 2023 zijn de werkzaamheden van eiser bij de [Werkgever 2] geëindigd. Op 27 juni 2023 heeft eiser een aanvraag voor een WW-uitkering vanaf 3 juli 2023 ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij voor 8 uur werkloos is geworden en vindt dat hij voor het verlies van het dienstverband bij de [Werkgever 2] recht heeft op een
WW-uitkering. Eiser voert verder aan dat hij de 0,2 fte onbetaald verlof heeft opgenomen in verband met de duurzame inzetbaarheidsregeling als vervanger van de BAPO (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen). De essentie van deze regeling is het verminderen van de werkdruk op de werkvloer. Dat houdt voor eiser in dat hij niet voor de klas hoeft te staan. Het klopt niet dat hij na het beëindigen van de werkzaamheden bij de [Werkgever 2] weer alle lesuren kon benutten bij het [Werkgever 1] , vanwege deze regeling. Dan zou de werkdruk op de werkvloer weer verhoogd worden. Dit is strijdig met de doelstelling van de regeling, aldus eiser.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of verweerder de WW-uitkering terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Werkloos is iemand die (a) in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek en (b) beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. [2] Onder het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek wordt verstaan het gemiddeld aantal arbeidsuren in de
26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan de kalenderweek. [3] Het is van belang dat het hier gaat om het aantal verloonde uren of het aantal uren waarover loon bestond. [4]
10. Het arbeidsurenverlies wordt vervolgens berekend door het verschil vast te stellen tussen het aantal arbeidsuren in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan zijn verlies aan arbeidsuren en het aantal arbeidsuren dat eiser nog heeft. [5]
11. Om te zien of eiser werkloos is in de zin van de WW moet dus allereerst worden gekeken of hij ten minste vijf arbeidsuren per week is verloren. De 26 kalenderweken voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag lopen vanaf 2 januari 2023 tot en met
2 juli 2023. Bij het [Werkgever 1] heeft eiser in die periode gemiddeld 35 uur per week gewerkt. Bij het [Werkgever 2] heeft eiser in diezelfde periode gemiddeld 8 uur per week gewerkt. Dit volgt ook uit de berekening zoals deze is gemaakt door verweerder. Verweerder heeft hiervoor de (uitbetaalde loon- en) urengegevens zoals deze door de werkgever aan de Belastingdienst zijn doorgegeven gebruikt. Bij elkaar opgeteld komt eiser aan een gemiddeld aantal arbeidsuren van 43 uur per week.
12. Daarnaast is van belang dat eiser formeel gezien een contract voor 40 uur heeft bij het [Werkgever 1] . Dat eiser ervoor kiest om hier door middel van een regeling en afspraken met zijn werkgever een andere invulling aan te geven, doet hier niet aan af. Hij heeft officieel ‘recht’ op 40 uur werk in de week. [6] Eiser heeft weliswaar aangevoerd dat het schooljaar afgelopen was, zodat hij geen lessen meer zou kunnen geven, maar eiser heeft niet met stukken, zoals een verklaring van het [Werkgever 1] , aannemelijk gemaakt dat hij geen andere werkzaamheden kon verrichten na 1 juli 2023. Eiser heeft dit ook niet gevraagd aan het [Werkgever 1] . Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze ‘verloren’ uren niet terug kon vragen, komt het arbeidsurenverlies van eiser op 3 uur, zijnde het verschil tussen het gemiddeld aantal arbeidsuren (43 uur) en de dienstbetrekking van
40 uur bij het [Werkgever 1] . Dat betekent dat verweerder terecht de WW-aanvraag van eiser heeft geweigerd.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkloosheidswet.
2.Zie artikel 16, eerste lid, WW.
3.Zie artikel 16, tweede lid, WW.
4.Zie artikel 16, eerste lid, WW.
5.Zie artikel 16, tweede lid, WW.
6.Zie in dit verband de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 1990, ECLI:NL:CRVB:1990:ZB5778.