ECLI:NL:RBAMS:2024:4324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
23/7095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij verzoek om restitutie van parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2024, zaaknummer 23/7095, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om restitutie van parkeerbelasting beoordeeld. Eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt en dakloos is geworden, had op 1 juni 2023 verzocht om restitutie van parkeergeld, nadat haar parkeervergunning voor gehandicapte bewoners was opgeheven. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam heeft dit verzoek op 10 november 2023 afgewezen, waarop eiseres in beroep ging.

De rechtbank oordeelt dat de brief van de heffingsambtenaar niet als een besluit kan worden aangemerkt waartegen beroep openstaat. Eiseres heeft haar adreswijziging te laat doorgegeven, wat heeft geleid tot extra parkeerkosten. De rechtbank stelt vast dat er geen rechtsmiddel openstaat bij de bestuursrechter en dat eiseres haar vordering bij de burgerlijke rechter moet indienen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en wijst eiseres erop dat zij een civiele procedure kan starten, eventueel met bijstand van een advocaat. Eiseres is geen griffierecht verschuldigd en het door haar betaalde griffierecht zal worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseres om haar verzoek om restitutie bij de juiste instantie in te dienen, en dat de bestuursrechter in dit geval niet bevoegd is om het beroep te behandelen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/7095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de brief van de heffingsambtenaar van 10 november 2023.
Eiseres heeft op 1 juni 2023 verzocht om restitutie van parkeergeld. In de brief van 10 november 2023 heeft de heffingsambtenaar het verzoek van eiseres afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024. Eiseres was aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat eraan vooraf ging

1. Eiseres ontvangt een Wajong-uitkering [1] . Op 8 november 2022 is zij dakloos geworden. Eiseres heeft vervolgens van de gemeente Amsterdam vernomen dat haar Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners per 1 juni 2023 zou worden opgeheven, omdat zij geen woonadres heeft. Eiseres heeft daarna een nieuw woonadres gevonden en dit doorgegeven aan een contactpersoon van de gemeente.
2. Op 31 mei 2023 heeft eiseres het nieuwe woonadres ook digitaal doorgegeven aan de gemeente. Op de website van de gemeente staat dat de wijziging binnen tien werkdagen wordt verwerkt. Echter, pas op 19 juli 2023 is het woonadres voor de parkeervergunning gewijzigd. Eiseres stelt dat zij in de tussentijd de nodige parkeerkosten heeft moeten maken. Zij heeft daarnaast drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting moeten betalen. Eiseres heeft in deze tijd veel stress en spanning ervaren. Zij heeft om die reden op 1 juni 2023 verzocht om restitutie van het parkeergeld dat zij heeft moeten betalen. In de brief van
10 november 2023 heeft de heffingsambtenaar het verzoek van eiseres afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de brief van 10 november 2023 is aan te merken als een besluit waartegen beroep openstaat.
4. De rechtbank merkt allereerst op dat eiseres uitvoerig op de zitting haar situatie heeft toegelicht. Volgens eiseres is zij door haar contactpersoon bij de gemeente niet erop gewezen dat zij digitaal haar adreswijziging moest doorgeven. Zij heeft dit uiteindelijk alsnog gedaan op 31 mei 2023, vlak voordat haar parkeervergunning op 1 juni 2023 zou worden opgeheven. Aan eiseres is een bevestiging gegeven dat de adreswijziging zou worden doorgevoerd. Op de website van de gemeente staat vermeld dat dit binnen tien werkdagen wordt verwerkt. De adreswijziging van de parkeervergunning heeft uiteindelijk 35 werkdagen geduurd. Eiseres voert aan dat zij ongeveer € 900,- aan parkeerkosten heeft moet betalen. Zij is hierdoor in financiële problemen gekomen waardoor ze onder meer haar therapie heeft moeten stoppen. Eiseres heeft op de zitting aangegeven bereid te zijn om voor tien werkdagen parkeergeld te betalen. Ook is zij bereid om de drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting te betalen. Eiseres wenst het overige betaalde parkeergeld vergoed te krijgen.
5. Volgens de heffingsambtenaar staat geen beroep open tegen de brief van
10 november 2023. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar – vanwege de uitzonderlijke situatie van eiseres – wel reden gezien om de opgelegde naheffingsaanslagen in deze periode ambtshalve te vernietigen (waaronder de naheffingsaanslag met nummer [nummer]). Daarnaast heeft de heffingsambtenaar toegezegd de situatie van eiseres nogmaals onder de aandacht te brengen bij de medewerkers die gaan over beslissingen over restitutieverzoeken. De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft eiseres beloofd om na de zitting contact hierover op te nemen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank staat tegen de beslissing op het verzoek van eiseres om restitutie van het parkeergeld geen beroep open. In de tweede bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht is deze mogelijkheid namelijk uitgesloten. [2] Indien eiseres haar verzoek om restitutie van het parkeergeld alsnog aan een bevoegde rechter aan de orde wil stellen, dient zij dit bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. Hierbij geldt dat het aanhangig maken van een civiele procedure niet kan geschieden door middel van het indienen van een – door de bestuursrechter naar de burgerlijke rechter doorgezonden – beroepschrift. Eiseres dient dan ook zelf een civiele procedure aanhangig te maken. Dit kan zij direct doen, maar ook nadat opnieuw door de heffingsambtenaar naar het restitutieverzoek is gekeken. Om een civiele procedure te starten is vaak wel bijstand van een advocaat nodig.
7. De bestuursrechter is in dit geval onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Eiseres is geen griffierecht verschuldigd. Het door haar betaalde griffierecht zal worden terugbetaald.

Beslissing

De bestuursrechter:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • wijst eiseres ingevolge artikel 8:71 van de Algemene wet bestuursrecht erop dat zij een vordering bij de burgerlijke rechter kan instellen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij het gerechtshof Amsterdam binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.In artikel 1, van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht is het instellen van beroep tegen gevallen als genoemd in artikel 234, tweede lid, onderdeel a van de Gemeentewet uitgesloten.