Beoordeling
7. De vordering in conventie is aanhangig gemaakt door [eiseres] in persoon. Zij staat echter – en stond ook ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding – onder bewind. De bewindvoerder is in dat geval dus de formele procespartij. Dat de dagvaarding niet (ook) is uitgebracht door de bewindvoerder, staat in dit geval echter niet in de weg aan de ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vordering. De bewindvoerder van [eiseres] ,
[bewindvoerder 1] , was immers op de mondelinge behandeling aanwezig. Zij heeft daar desgevraagd bevestigd dat zij op de hoogte was van de vordering van [eiseres] en dat die vordering is ingesteld met haar goedkeuren. De bewindvoerder van [eiseres] wordt daarom ook geacht als procespartij op te treden.
8. De vorderingen in conventie en in reconventie liggen in het verlengde van elkaar en lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
9. Aan de orde is de vraag wie van beide contractuele medehuurders een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning en aan wie het huurrecht dus moet worden toegewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat [eiseres] . Dat wordt als volgt toegelicht.
10. Ter zitting hebben de gemachtigden van partijen het volgende medegedeeld over de actuele situatie sinds het arrest van het Hof (zie 1.6).
11. Volgens de gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] half mei de woning verlaten. De sleutels heeft hij echter niet ingeleverd omdat hij die niet meer in zijn bezit zou hebben. De verhuurder heeft nog geen nieuw slot op de deur gezet. Tot op heden woont [eiseres] nog niet in de woning. Zij verblijft sinds enige maanden in een dagopvang van het Leger des Heils. Zij deelt daar een kamer met een andere vrouw. Daar kan zij echter geen rust vinden. De beide dames hebben ook vaak ruzie. [eiseres] is sinds zij de woning uit moest erg achteruitgegaan en zij is momenteel erg labiel. Er is nog wel enige bemoeienis om haar heen van hulpverlenende instanties, maar er is geen therapie, omdat daarvoor nodig is dat zij een vaste woonplaats heeft. De verwachting is dat als [eiseres] weer een gestructureerd leven in een woning heeft, zij weer wat herstelt en in behandeling kan.
12. De gemachtigde van [gedaagde] c.s. heeft ter zitting bevestigd dat [gedaagde] niet meer in de woning woont. Hij zwerft nu rond en is op dit moment aan het overleven. Hij woont in ieder geval niet bij zijn nieuwe vriendin, die uit het buitenland komt en zelf geen woning heeft. Hij heeft alcohol- en drugsproblemen, al ontkent hij dat zelf. De gemachtigde van [gedaagde] krijgt nauwelijks contact met hem. Zij heeft begrepen dat het slecht met [gedaagde] gaat en heeft hem aangeraden contact op te nemen met hulpinstanties. Om te voorkomen dat [gedaagde] verder afglijdt heeft hij groot belang bij terugkeer naar de woning.
13. Uit het dossier en de toelichting ter zitting is het de kantonrechter duidelijk geworden dat beide partijen kwetsbaar zijn, in die zin dat zij beiden verslaafd zijn of zijn geweest aan alcohol en drugs. Zij stellen beiden dat zij in een uitzichtloze situatie terechtkomen als zij op straat komen te staan omdat zij dan nergens terechtkunnen en, gezien hun verslavingsproblemen, in een neerwaartse spiraal terechtkomen. De kantonrechter onderkent dat dat risico voor beiden bestaat. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] echter, meer dan [gedaagde] , aangetoond dat die situatie zich ook daadwerkelijk zal voordoen. Zij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en kan niet (langer) bij vrienden of kennissen terecht. Bij [naam 2] , bij wie zij eerder wel eens verbleef, kan zij – blijkens een schriftelijke verklaring van zijn hand, die bij dagvaarding is overgelegd – niet langer terecht omdat hij niet langer bereid of in staat is haar onderdak te verlenen. Dat zij thans niet op straat leeft maar momenteel opvang heeft bij het Leger des Heils, betekent niet dat de balans daarom in het voordeel van [gedaagde] doorslaat. Deze opvang van [eiseres] is immers naar zijn aard ook maar tijdelijk. Bovendien heeft [eiseres] aan de hand van verklaringen van hulpverleners onderbouwd dat haar situatie toen zij dakloos was, uiterst penibel was. Zo heeft [naam 3] , ambulant behandelaar bij Jellinek, in een verklaring d.d. 5 januari 2023 (de kantonrechter begrijpt: 2024), niet alleen de psychische problemen van [eiseres] geschetst, maar ook dat zij, toen zij op straat leefde, zich genoodzaakt zag seksuele diensten aan mannen aan te beiden om in onderdak en een beschutte plek te voorzien. Hij onderschrijft dat het noodzakelijk is dat [eiseres] over een eigen woning beschikt om verdere psychische schade te voorkomen. Ook [naam 4] , werkzaam bij het Buurtteam, heeft in een schriftelijke verklaring uit december 2023 toegelicht dat [eiseres] complexe psychiatrische problematiek kent en dat haar thuisloosheid (op dat moment) een beperkende factor was om de hulp die zij nodig heeft te kunnen krijgen, zelfs zozeer dat Jellinek de hulpverlening had gestopt. Later heeft Jellinek het contact met [eiseres] toch maar weer opgepakt, omdat er zoveel zorgen over [eiseres] waren. Met dit alles heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onderbouwd dat zij met het oog op haar gezondheid groot belang heeft bij de woning. Daartegenover heeft [gedaagde] slechts gesteld dat dat hij nergens terechtkan en zal afglijden als hij dakloos blijft. Uiteraard heeft ook hij er belang bij om niet dakloos te worden, maar anders dan [eiseres] heeft hij die stelling niet met stukken onderbouwd, bijvoorbeeld met stukken waarin geschetst wordt wat het effect zal zijn op zijn situatie en gezondheid als hij de woning kwijtraakt. Daardoor is niet vast te stellen dat hij, zoals hij stelt, meer belang heeft bij de woning dan [eiseres] .
14. Daar komt bij dat [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende heeft onderbouwd dat het gevaar bestaat dat de verhuurder een ontruimingsprocedure tegen [gedaagde] zal beginnen als hij de woning toegewezen zou krijgen en de in het verleden veroorzaakte overlast zou voortzetten. Ter zitting heeft de bewindvoerder in dat kader een e-mail van de verhuurder van 26 februari 2024 aan de bewindvoerder van [eiseres] getoond waarin het volgende wordt meegedeeld:
“Sinds mevrouw [eiseres] niet meer op de woning verblijft hebben 3 bewoners overlast gemeld. Als later blijkt dat definitief het contract op zijn naam komt en overlast blijft dan wil ik een Einde Interventie aanvragen bij een Groot Overleg van de Gemeente. Met deze Einde Interventie kan ik een ontruimingsprocedure starten. Ik kan het niet eerder doen zolang mevrouw [eiseres] ook op het contract staat. (…).Dat ook [eiseres] een risico op een ontruimingsprocedure zal lopen omdat niet is uitgesloten dat zij in de woning prostitutie zal gaan bedrijven, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, is slechts een aanname van [gedaagde] die verder niet is onderbouwd.
15. Al het voorgaande betekent dus dat het huurrecht van de woning aan [eiseres] toekomt. De kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] de huur met ingang van 9 augustus 2024 niet langer voortzet.
16. Ook zal de kantonrechter – zekerheidshalve – bepalen dat [gedaagde] de woning uiterlijk
9 augustus 2024 dient te verlaten met al het zijne en de zijnen en de sleutels dient te overhandigen aan [eiseres] . De gevorderde dwangsom wordt echter afgewezen. Ter zitting is immers duidelijk geworden dat [gedaagde] de woning de facto al heeft verlaten maar waarschijnlijk niet meer over de sleutels beschikt. Een dwangsom op afgifte van de sleutels vormt in dat geval dus geen prikkel om aan de veroordeling te voldoen en zou zinloos zijn.
17. Al het voorgaande betekent dat de vordering in conventie wordt toegewezen en dat de vordering in reconventie wordt afgewezen.
18. Gelet op de aard van de procedure en het feit dat partijen ex-partners zijn, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd.