Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. D.J.M. Dammers, en de veroordeelde tijdens het onderzoek op de terechtzitting van
8 september 2023 naar voren hebben gebracht.
2.De ontnemingsvordering
3.Grondslag van de vordering
4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
= € 72.800,-. Er zijn geen kosten gemaakt die daarop in mindering strekken.
22 juli 2020 aangekondigd. De rechtbank ziet daarom – anders dan de verdediging - geen reden om aan te nemen dat [slachoffer] er belang bij had om op deze punten in het nadeel van [veroordeelde] te verklaren.
5 augustus 2020 en de verklaring van [veroordeelde] ter zitting. Daarbij komt dat op een telefoon die bij [veroordeelde] in gebruik was, berichten zijn gevonden met informatie over iPhone modellen en prijzen die vanaf 29 september 2018 zijn gewisseld met de telefoon die in gebruik was bij [slachoffer] . [7] Dat ondersteunt de conclusie dat het aannemelijk is dat [veroordeelde] over een langere periode zaken met [slachoffer] heeft gedaan.
22 januari 2020 in de onderliggende strafzaak bij de politie verklaard dat hij op
18 januari 2020 voor een telefoon van het merk iPhone een bedrag van € 900,- aan [veroordeelde] heeft betaald. [8] [getuige] heeft dat onderbouwd met een pintransactie van diezelfde datum, waaruit volgt dat hij € 800,- heeft opgenomen. [9] Net als het geval was bij de door [veroordeelde] verkochte telefoons aan [slachoffer] , was de telefoon die [getuige] kocht nieuw en zat deze nog in de verpakking. [10] [veroordeelde] heeft ter zitting weliswaar ontkend dat hij het door [getuige] genoemde bedrag heeft gekregen voor de door hem verkochte telefoon, maar heeft wel bevestigd dat de verkoop heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [getuige] over het aankoopbedrag van de telefoon. De verklaring van [veroordeelde] dat het niet realistisch is dat een hoger dan door hem genoemd bedrag van € 600,- zou worden betaald voor nieuwe en nog in de verpakking zijnde telefoons die buiten de winkel om worden verkocht, volgt de rechtbank dan ook niet. In het voordeel van [veroordeelde] zal de rechtbank uitgaan van het laagste verkoopbedrag van de telefoons dat genoemd is door [slachoffer] , te weten € 700,- per telefoon.
5.De verplichting tot betaling
22 juli 2020. Die datum heeft te gelden als aanvangsdatum voor de redelijke termijn. Het uitgangspunt is dat binnen twee jaar na de start van de termijn eindvonnis wordt gewezen. De rechtbank wijst vonnis op 20 oktober 2023. Van bijzondere omstandigheden die zouden kunnen rechtvaardigen waarom de zaak niet binnen twee jaar kon worden afgedaan, is niet gebleken. Dit betekent dit dat de redelijke termijn met ruim een jaar is overschreden. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij een overschrijding van meer dan twaalf maanden naar bevind van zaken mag worden gehandeld. De rechtbank acht een vermindering van de betalingsverplichting van € 5.000,- op zijn plaats. Dit betekent dat [veroordeelde] € 67.800,- aan de Staat moet betalen.
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
€ 67.800,- (zevenenzestigduizend achthonderd euro)aan de Staat te betalen.