In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Nederlands Wiskundig Instituut B.V. (NMI) en Uitgeverij Zwijsen B.V. (Zwijsen) over de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst. NMI, vertegenwoordigd door mr. Ch.E. Koster, vorderde schadevergoeding van Zwijsen, die werd bijgestaan door mr. A. Kijl, omdat zij meende dat Zwijsen tekortgeschoten was in hun verplichtingen uit hoofde van een intentieverklaring die partijen in 2022 hadden ondertekend. De samenwerking was gericht op het ontwikkelen van een lesmethode gebaseerd op de methodiek 'Foutloos Rekenen'.
De procedure begon met een dagvaarding op 5 december 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2024 werd duidelijk dat de samenwerking tussen partijen was vastgelopen, vooral na de aankondiging van Zwijsen dat zij overgenomen zou worden door een Duitse uitgeverij. NMI had Zwijsen in juli 2023 in gebreke gesteld, maar Zwijsen reageerde met de mededeling dat de samenwerking beëindigd was.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van Zwijsen. De intentieverklaring was niet bindend voor het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst, en de rechtbank concludeerde dat de samenwerking op een legitieme manier was beëindigd. NMI's vorderingen werden afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Zwijsen, die in totaal € 2.082,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in samenwerkingsovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.