ECLI:NL:RBAMS:2024:4582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/13/749922 / KG ZA 24-353
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de vader met minderjarige kinderen zonder toestemming van de moeder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de verhuizing van de vader met hun minderjarige kinderen. De moeder vorderde dat de vader zou worden verboden om met de kinderen te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van hun woonplaats. De vader had zonder overleg met de moeder de kinderen verhuisd van [woonplaats 1] naar [woonplaats 2]. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 heeft de moeder haar vorderingen toegelicht, terwijl de vader verweer voerde en tegenvorderingen instelde. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen, wat is toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de vader toestemming van de moeder nodig had voor de verhuizing. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid was en niet in het belang van de kinderen is. De lange reistijd van en naar school en de impact op de hulpverlening zijn belangrijke factoren in deze beslissing. De vader heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was en de rechtbank heeft de vordering van de moeder om de vader te gebieden terug te verhuizen naar de regio [woonplaats 1] toegewezen. De vader moet uiterlijk op 1 juni 2024 terugverhuizen, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/749922 / KG ZA 24-353 IHJK/MvG
Vonnis in kort geding van 6 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie bij niet-betekende dagvaarding,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, vrijwillig verschenen,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.J. Donze te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 heeft de moeder de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De vader heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord en tevens tegenvorderingen ingesteld. De moeder heeft de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren partijen en hun advocaten aanwezig. Voor ieder van de partijen was een tolk aanwezig. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) was [naam 1] aanwezig.
1.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling (mondeling) verzocht de minderjarige kinderen van partijen (zie 2.2) voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Partijen zijn over dit verzoek gehoord. Zij hebben desgevraagd meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de voorlopige ondertoezichtstelling en hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter. Het verzoek van de Raad is vervolgens toegewezen en de kinderen zijn onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) voor de duur van drie maanden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 19 september 2007 te Kibboets Slot Yam (Israël) gehuwd. Het gezin is in 2020 vanuit Israël naar Nederland verhuisd.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
[minderjarige 1] , op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] , Tel-Aviv (Israël);
[minderjarige 2] , op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 2] (Israël);
[minderjarige 3] , op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats 2] (Israël).
2.3.
[minderjarige 1] identificeert zich als jongen en heeft als roepnaam [naam 2] . Hij zal daarom hierna [naam 2] worden genoemd.
2.4.
Bij beschikking van 17 augustus 2022 heeft deze rechtbank voorlopige voorzieningen getroffen. De kinderen zijn aan de moeder toevertrouwd en zij is gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning aan de [adres 1] . Verder is een zorgregeling bepaald in de vorm van co-ouderschap. Tot slot is bepaald dat de vader de huur van de echtelijke woning van € 1.950,- zal blijven voldoen, in welk bedrag de kinderbijdrage is verdisconteerd.
2.5.
De vader is gaan wonen in de huurwoning aan de [adres 2] . De huurprijs bedroeg laatstelijk € 2.246,00 per maand exclusief gas, water en licht.
2.6.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 18 april 2023 van deze rechtbank heeft de voorzieningenrechter bepaald dat [naam 2] met onmiddellijke ingang aan de vader zal worden toevertrouwd en dat de vader niet langer de huur van de echtelijke woning hoeft te voldoen, in welk bedrag de kinderbijdrage was verdisconteerd, en bepaald dat de vader in plaats daarvan met ingang van 14 februari 2023 € 384,00 per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen.
2.7.
Bij beschikking 27 juli 2023 heeft deze rechtbank:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat [naam 2] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
- ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een zorgregeling vastgesteld in de vorm van co-ouderschap, waarbij zij om de week een week bij de vader dan wel de moeder zijn en op vrijdag uit school wisselen van ouder;
- bepaald dat de moeder huurster zal zijn van de woning aan de [adres 1] .
De overige beslissingen verband houdende met de echtscheiding zijn aangehouden.
2.8.
In november 2023 zijn partijen gestart met een IHV-traject bij het Sociaal Team van de gemeente [woonplaats 1] .
2.9.
Sinds december 2023 gaat [minderjarige 2] niet meer volgens de zorgregeling naar moeder en verblijft hij bij de vader.
2.10.
Bij beschikking van 13 maart 2024 heeft deze rechtbank bepaald dat de vader, voor de duur van de echtscheidingsprocedure, met ingang van 23 januari 2024 aan de moeder een bedrag van € 107,00 aan kinderalimentatie voor [minderjarige 3] moet betalen. De kinderalimentatie voor [minderjarige 2] is met ingang van 23 januari 2024 op nihil gesteld.
2.11.
Op 1 en 2 april 2024 heeft de vader naar de verhuurder van zijn woning Whatsappberichten gestuurd waarin hij klaagt over een lekkage in de woning.
2.12.
De vader heeft op 11 april 2024 een huurovereenkomst getekend voor een woning in [woonplaats 2] . De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar, ingaande op 1 mei 2024. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 1.500,00 per maand. De vader heeft de huurovereenkomst van de woning aan de [adres 2] opgezegd.
2.13.
Bij schriftelijke verzoek van 17 april 2024 hebben hulpverleners verbonden aan het IHV-traject van de gemeente [woonplaats 1] de Raad verzocht een beschermingsonderzoek te doen. In het verzoek staat dat bij alle drie de kinderen sprake is van een gestagneerd leerproces en kindeigen problematiek, zij niet tot ontwikkeling komen en klem zitten tussen hun ouders en er sprake is van complexe scheidingsproblematiek. Verder staat in dat verzoek dat de vader op 15 april 2024 aan de hulpverlening bekend heeft gemaakt dat hij naar Zwolle gaat verhuizen.
2.14.
Bij e-mail van 22 april 2024 van haar advocaat heeft de moeder aan de vader gevraagd of het klopt dat hij met de kinderen is verhuisd naar Zwolle. Bij
e-mail van 24 april 2024 van zijn advocaat heeft de vader bevestigd dat hij bezig is met een verhuizing naar Zwolle.
2.15.
In een e-mail van 22 april 2024 van een hulpverlener van de gemeente [woonplaats 1] aan partijen staat dat er die dag overleg is geweest met de Raad voor de Kinderbescherming en dat een verhuizing van de vader met de kinderen naar Zwolle niet in het belang van de kinderen is.
2.16.
[naam 2] en [minderjarige 2] hebben al langere tijd niet of nauwelijks contact met de moeder en verblijven thans onafgebroken bij de vader. [minderjarige 3] is de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader. De kinderen gaan in de regio Amsterdam naar school.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De moeder vordert, na wijziging van eis, samengevat:
I. de vader te verbieden om met de kinderen te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van [woonplaats 1] ;
II. de vader te gebieden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met de kinderen terug te verhuizen naar de regio [woonplaats 1] en als de vader niet aan dit gebod voldoet te bepalen dat hij de kinderen aan de moeder afgeeft en zij aan de moeder worden toevertrouwd;
III. een dwangsom te verbinden aan de vorderingen onder I en II;
IV. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De moeder heeft, samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. De verhuizing is niet doordacht en voorbereid. De reistijd van [woonplaats 2] naar [woonplaats 1] bedraagt anderhalf uur. De kinderen gaan naar school in Amsterdam. Het is niet in het belang van de kinderen om elke dag drie uur in de auto te moeten zitten. Het zal voor de kinderen niet langer mogelijk zijn om na schooltijd met klasgenoten af te spreken. De kinderen zijn geworteld in [woonplaats 1] en hebben daar hun sociale leven. Voor het co-ouderschap is het van belang dat partijen bij elkaar in de buurt wonen. Door de verhuizing komt de hulpverlening aan de kinderen onder druk te staan. De hulpverlening is mede gericht op contactherstel tussen [naam 2] en [minderjarige 2] en de moeder. Als de verhuizing wordt toegestaan zal contactherstel heel moeilijk te bewerkstelligen zijn. Het is opvallend dat de beweerdelijke lekkageklachten van de vader dateren van ongeveer een week voor het ondertekenen van de nieuwe huurovereenkomst. Met de door hem overgelegde Whatsappberichten heeft de vader niet aangetoond dat hij vanwege onderhoudsgebreken genoodzaakt was om te verhuizen. Dat de vader voor de woning in [woonplaats 2] minder huur betaalt dan voor de woning in [woonplaats 1] maakt nog niet dat het voor hem noodzakelijk was om te verhuizen. Op de website van Funda worden genoeg huurwoningen aangeboden in de buurt van [woonplaats 1] voor een huurprijs van € 1.500,00 per maand.
3.3.
De vader heeft, samengevat, het volgende verweer gevoerd. Aan de verhuizing zijn veel bijzondere omstandigheden voorafgegaan, die hem hebben genoodzaakt te verhuizen. De beschikking voorlopige voorzieningen van 17 augustus 2022 heeft de vader in ernstige financiële problemen gebracht, omdat hij de echtelijke huurwoning moest verlaten, de huur moest doorbetalen en een zorgregeling in de vorm van co-ouderschap werd bepaald. De woning aan de [adres 2] vertoonde sinds enkele maanden ernstige onderhoudsgebreken. Er was sprake van een ernstige lekkage en de luchtvochtigheid in de woning was zo hoog, dat het ongezond was. De stookkosten liepen hierdoor ook enorm op. Omdat de verhuurder niet adequaat op de klachten reageerde, was de vader genoodzaakt andere woonruimte te zoeken. Hij heeft een netto maandinkomen van € 2.700,00. Met dit inkomen kan van de vader niet worden gevergd dat hij een passende vrije sectorwoning in de directe omgeving van [woonplaats 1] huurt. Een vierkamerwoning in de buurt van [woonplaats 1] heeft minimaal een huurprijs van € 2.000,00 per maand. De vader is in staat om de kinderen ’s ochtends op tijd naar school te brengen en ze daar ’s middags weer op te halen. Op dit moment heeft de moeder alleen omgang en contact met [minderjarige 3] . De vader is bereid en in staat om de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 3] na te komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vader vordert, onder verwijzing naar zijn verweer in conventie:
I. hem voorlopige toestemming te verlenen om met [naam 2] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [woonplaats 2] ;
II. de zorgregeling ten behoeve van [minderjarige 3] voorlopig te wijzigen in die zin dat hij van zondagavond tot vrijdagmiddag bij de moeder verblijft en van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader.
4.2.
De moeder voert verweer met verwijzing naar haar stellingen in conventie.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De vader had daarom de toestemming van de moeder nodig om met de kinderen te verhuizen. In rechtszaken over aan de rechter verzochte vervangende toestemming voor verhuizing wordt door de bodemrechter onder meer betrokken de noodzaak tot het verhuizen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de wijze waarop de vertrekkende ex-partner aan de andere ex-partner de zorg voor het kind/de kinderen waarborgt, de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg. Bij de beoordeling van dit soort geschillen worden de belangen van alle betrokkenen in aanmerking genomen, maar staat het belang van het kind/de kinderen voorop. In het geval een ouder zonder toestemming van de andere ouder is verhuisd, kan een bevel tot terugverhuizen een passende maatregel zijn.
5.3.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft op zitting, voor zover van belang, het volgende naar voren gebracht. Gezien de grote zorgen en kwetsbaarheid van [naam 2] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is het belangrijk dat de hulpverlening die nu wordt ingezet door de gemeente [woonplaats 1] , kan worden gecontinueerd. Het is op dit moment niet in het belang van de kinderen, dat de vader met twee kinderen verhuist naar [woonplaats 2] en niet realistisch dat zij dan naar school gaan in [woonplaats 1] . Daarbij is het ook nog de vraag of de huidige hulpverlening kan worden voortgezet wanneer twee van de drie kinderen naar [woonplaats 2] verhuizen en daardoor zijn aangewezen op een andere gemeente voor wat betreft de jeugdhulp, aldus steeds de Raad.
5.4.
Nu de vader reeds is verhuisd heeft de moeder geen belang meer bij de vordering onder 3.1 onder I. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
5.5.
Het is kwalijk dat de moeder in het schriftelijke verzoek van 17 april 2024 (zie 2.13) van de hulpverlening van de gemeente [woonplaats 1] aan de Raad heeft moeten lezen dat de vader zou gaan verhuizen. Het gezamenlijk gezag moet worden gerespecteerd en de vader had de verhuizing vooraf met de moeder moeten bespreken en haar om toestemming moeten vragen.
5.6.
De omstandigheid dat de vader van augustus 2022 tot februari 2023 de huur van de echtelijke huurwoning heeft moeten betalen terwijl de moeder in de woning mocht blijven wonen, kan hij niet aan de verhuizing ten grondslag leggen. Aan die situatie is immers een einde gekomen.
5.7.
Dat de woning van de vader aan de [adres 2] in een dergelijke mate met achterstallig onderhoud kampte dat het voor hem noodzakelijk was om te verhuizen, heeft hij onvoldoende onderbouwd. De door de vader in het geding gebrachte Whatsappberichten vormen geen begin van bewijs voor de stellingen van de vader.
5.8.
Niet gebleken is dat de vader in de buurt van [woonplaats 1] heeft gezocht laat staan heeft gereageerd op woningen. Het economische argument van de vader, dat in de regio [woonplaats 1] geen geschikte woningen beschikbaar zijn voor de huurprijs van € 1.500,00 die hij voor de woning in [woonplaats 2] betaalt, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. De moeder heeft daarentegen met verwijzing naar de website van Funda voldoende aannemelijk gemaakt dat de vader voor die prijs in de regio van [woonplaats 1] passende woonruimte kan huren.
5.9.
De kinderen gaan in (de regio) Amsterdam naar school. De verhuizing naar [woonplaats 2] betekent voor [naam 2] en [minderjarige 2] , die beiden op dit moment bij de vader wonen, dat zij van maandag tot en met vrijdag iedere dag minstens anderhalf uur heen en anderhalf uur terug (files daargelaten) in de auto moeten zitten. Voor [minderjarige 3] zal dit om de week gelden. Een dergelijke lange reistijd met deze frequentie wordt niet in het belang van de kinderen geacht. Het zal voor de kinderen ook veel moeilijker worden om na schooltijd met klasgenoten af te spreken. De vader lijkt vooruit te willen lopen op een wijziging van school van de kinderen, nu hij aanvoert dat het reizen maar tot de zomervakantie duurt, doch ook voor inschrijving op een nieuwe school is toestemming van de moeder vereist.
5.10.
Het gezin van partijen kent al lange tijd problemen. Er zijn meerdere vormen van hulpverlening ingezet (Family Supporters, Levvel). Het IHV-traject vanuit de gemeente [woonplaats 1] wordt ingezet als laatste mogelijkheid binnen het vrijwillig kader. Het traject is uiterst moeizaam verlopen en de hulpverlening heeft inmiddels de Raad gevraagd een beschermingsonderzoek te starten. De zorgen over de kinderen zijn zo groot, dat de Raad aanleiding heeft gezien tijdens de mondelinge behandeling in deze zaak te verzoeken de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen, welk verzoek is toegewezen. De hulpverlening werkt aan contactherstel van de twee oudste kinderen met de moeder. Het is heel belangrijk voor de kinderen dat de hulpverlening die nu wordt ingezet, kan worden gecontinueerd. Het is de vraag of de huidige hulpverlening kan worden voortgezet als de vader naar [woonplaats 2] verhuist en de kinderen daardoor zijn aangewezen op een andere gemeente voor wat betreft jeugdhulp.
5.11.
De conclusie van bovenstaande is dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat het noodzakelijk was om te verhuizen, de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid is, maar bovenal niet in het belang van de kinderen is. Dit betekent dat de vordering van de moeder om de vader te gebieden terug te verhuizen naar de regio [woonplaats 1] zal worden toegewezen. De gevorderde termijn van drie dagen na betekening van dit vonnis komt te kort voor. Beslist zal worden dat de vader uiterlijk op 1 juni 2024 moet zijn terugverhuisd. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
5.12.
De overige vorderingen van partijen zullen worden afgewezen. Het is, gelet op de gezinsproblematiek, nu niet in het belang van de kinderen om (voorlopige) wijzigingen aan te brengen in de zorgregeling.
5.13.
Zoals gebruikelijk in geschillen tussen ex-echtelieden zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
gebiedt de vader om na betekening van dit vonnis en uiterlijk op 1 juni 2024 met de kinderen terug te verhuizen naar de regio [woonplaats 1] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hij niet aan dit gebod voldoet, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG