ECLI:NL:RBAMS:2024:4645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
13.098178.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor straatroof, bedreiging en beïnvloeding van verklaringsvrijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een straatroof, bedreiging en het opzettelijk beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van het slachtoffer. De feiten vonden plaats op 18 maart 2024 in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft aangesproken en gedwongen om zijn bezittingen af te geven, waaronder een jas, tas, ketting en AirPods. Tijdens de straatroof heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met geweld en hem gesommeerd om niet met de politie te praten, met de dreiging dat zijn huis zou worden opgeblazen als hij de naam van de verdachte zou noemen. De rechtbank heeft de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 84 dagen, met een werkstraf van 80 uren als gevolg van eerdere veroordelingen en recidive. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van €500,- voor materiële schade en €500,- voor immateriële schade heeft vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor toezicht en begeleiding van de verdachte vastgesteld, waarbij de nadruk ligt op het waarborgen van zijn gedrag en het voorkomen van herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.098178.24
Parketnummer vordering tul: 13.076887.23
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 21 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.H. de Bruijn en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de heer [naam 3] , namens [instelling] , mevrouw [naam 4] , namens IFA-coaching en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. V.Y. Ramdhan, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partij [benadeelde partij] , naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of een tas en/of een ketting en/of AirPods, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [benadeelde partij] te sommeren uit de bus te stappen en/of met hem, verdachte, mee te lopen, en/of
- zijn, verdachtes, arm om de keel van voornoemde [benadeelde partij] te klemmen en/of geklemd te houden en/of voornoemde [benadeelde partij] mee te trekken, en/of
- de ketting van voornoemde [benadeelde partij] los te trekken, en/of
- voornoemde [benadeelde partij] een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [benadeelde partij] tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen, en/of
- voornoemde [benadeelde partij] een knietje te geven in het gezicht, althans tegen het hoofd;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Amsterdam, [benadeelde partij] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen: "Hendek je takt ooit over dit met iemand. Als me naam word genoemd is klaar g. Heel je kk o word opgeblazen", althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 18 maart 2024 te Amsterdam, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [benadeelde partij] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door voornoemde [benadeelde partij] (via Snapchat) dreigend de woorden toe te voegen: "Hendek je takt ooit over dit met iemand. Als me naam word genoemd is klaar g. Heel je kk o word opgeblazen", althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285a lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
De raadsmanheeft primair bepleit verdachte vrij te spreken van de diefstal met geweld in vereniging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het geweld dat verdachte heeft gebruikt hoogstens als mishandeling kan worden gekwalificeerd. Verdachte heeft verklaard dat hij één klap heeft gegeven en daarna is weggegaan. Verdachte had daarmee geen opzet op het medeplegen van de diefstal. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de twee getuigen verschillend verklaren over de groep die het geweld tegen de aangever zou hebben gepleegd. Getuige [getuige 1] zag twee tot drie jongens naar de aangever toe lopen en getuige [getuige 2] zag een groep van 10 personen om de aangever heen staan. Verder merkt de raadsman op dat geen letsel te zien was bij de aangever terwijl hij heeft verklaard dat hij ongeveer 10 keer is geslagen en hij een knietje tegen zijn lip kreeg. De raadsman heeft subsidiair bepleit verdachte partieel vrij te spreken voor de diefstal van de gouden ketting. Aangever verklaarde ter plaatse niet dat zijn ketting gestolen was, maar heeft daar later pas over verklaard.
De rechtbankverwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Ook indien geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er op 18 maart 2024 in Amsterdam een straatroof heeft plaatsgevonden waarbij een jas, een tas, een ketting en AirPods zijn gestolen van de aangever. Verdachte heeft de aangever aangesproken, gesommeerd uit de bus te stappen en met hem mee te lopen. Al lopend heeft verdachte met zijn vrienden, met wie hij had afgesproken, gebeld en hij heeft gezegd dat hij met de aangever er aan kwam. De aangever heeft verklaard dat er vervolgens zes jongens op hem af kwamen rennen en hij direct in een houdgreep werd vastgehouden, waarna zijn jas, tas, ketting en AirPods zijn gestolen. De aangever verklaarde dat hij toen zag en voelde dat meerdere jongens, waaronder verdachte, met platte hand in zijn gezicht sloegen.
De rechtbank neemt in overweging dat de verklaring van de aangever wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Zowel getuige [getuige 2] , als getuige [getuige 1] ziet een groep van meerdere personen die geweld plegen tegen de aangever. Ook zagen beide getuigen dat de aangever spullen moest afgeven. De rechtbank merkt op dat die getuigen niet hebben verklaard dat één persoon uit de groep zich op enig moment heeft gedistantieerd, hetgeen de verdediging heeft aangevoerd. De rechtbank acht het scenario van twee los van elkaar staande momenten niet aannemelijk. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal met geweld, waardoor sprake is van medeplegen.
Voorts acht de rechtbank ook de diefstal van de gouden ketting bewezen. Een uur na de diefstal heeft de aangever op het politiebureau verklaard dat ook zijn gouden ketting was gestolen. Dat hem dat niet direct na de diefstal is opgevallen althans dat hij daarover niet verklaard heeft, doet daaraan niet af.
ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte de feiten heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 18 maart 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een jas en een tas en een ketting en AirPods, die aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- voornoemde [benadeelde partij] te sommeren uit de bus te stappen en met hem, verdachte, mee te lopen, en
- een arm om de keel van voornoemde [benadeelde partij] te klemmen en geklemd te houden en voornoemde [benadeelde partij] mee te trekken, en
- de ketting van voornoemde [benadeelde partij] los te trekken, en
- voornoemde [benadeelde partij] meerdere malen in het gezicht, en het lichaam, te slaan en te stompen en
- voornoemde [benadeelde partij] tegen het lichaam te trappen, en
- voornoemde [benadeelde partij] een knietje te geven in het gezicht;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 18 maart 2024 te Amsterdam, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen: “Hendek je takt ooit over dit met iemand. Als me naam word genoemd is klaar g. Heel je kk o word opgeblazen”;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op 18 maart 2024 te Amsterdam, opzettelijk bij geschrift zich jegens [benadeelde partij] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist
of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door voornoemde [benadeelde partij] (via Snapchat) dreigend de woorden toe te voegen: “Hendek je takt ooit over dit met iemand. Als me naam word genoemd is klaar g. Heel je kk o word opgeblazen”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 53 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: GBM) voor de duur van 1 jaar, met 6 maanden vervangende jeugddetentie als [verdachte] niet zich niet houdt aan de voorwaarden zoals die door de Raad zijn geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie gevraagd de GBM dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsmanheeft bepleit dat een GBM in onderhavige zaak niet passend is. De voorwaarden waar [verdachte] zich aan moet houden, kunnen zowel in een GBM, als in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding worden opgelegd. Ter zitting heeft de Raad toegelicht dat bij het overtreden van de voorwaarden in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding er net zo snel een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke sanctie kan volgen als een time-out bij het overtreden van voorwaarden opgelegd in een GBM. [verdachte] kan dus ook in het kader van de Toezicht en Begeleiding snel consequenties van zijn gedrag ervaren. De raadsman heeft bepleit dat daarom moet worden gekozen voor de minst ingrijpende maatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte heeft het slachtoffer gesommeerd om de bus uit te stappen en mee te lopen naar een plek waar verdachte samen met zijn medeverdachten het slachtoffer vervolgens in de houdgreep hebben genomen, in het gezicht en tegen het lichaam hebben geslagen en geschopt en hem een knietje in het gezicht hebben gegeven. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij het slachtoffer heeft gelokt naar zijn grote groep vrienden. Als gevolg van het geweld had het slachtoffer pijn over zijn hele lichaam. Tijdens het geweld heeft de groep verdachten de jas, de tas, de ketting en de AirPods van het slachtoffer gestolen. Na de diefstal heeft verdachte via Snapchat gedreigd het huis van het slachtoffer op te blazen als hij de naam van verdachte zou noemen. Daardoor vreesden het slachtoffer en zijn familie voor hun veiligheid. Uit de vordering van het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer sinds het incident kampt met slapeloze nachten, concentratieproblemen, herbelevingen en angst. Het slachtoffer is bij zijn vader gaan wonen omdat hij zich in zijn eigen buurt niet meer veilig voelt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 mei 2024 waaruit blijkt dat verdachte op 9 november 2023 is veroordeeld door de meervoudige kamer te Amsterdam tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren voor meerdere feiten waaronder twee straatroven in vereniging en een diefstal in vereniging. Verdachte heeft zich in de proeftijd niet aan de algemene en niet aan de bijzondere voorwaarden gehouden. Verdachte wordt tevens aangemerkt recidivist.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad van 17 juni 2024 en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting;
  • een evaluatie ten behoeve van de inhoudelijke zitting van de JBRA van 14 juni 2024 en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting.
De JBRAheeft geadviseerd tot het opleggen van een GBM met de voorwaarden dat [verdachte] verblijft bij [instelling] , zich houdt aan de huisregels daar en de veiligheidsafspraken die bij moeder thuis gelden, zich houdt aan het weekrooster, meewerkt aan behandeling van De Waag of andere hulpverlening, meewerkt aan de systemische behandeling Ouderschap met Liefde en grenzen van De Waag, meewerkt aan de begeleiding van de IFA-coach en inzicht geeft in het gebruik van zijn telefoon en social media. De JBRA adviseert een GBM zodat er een strakker kader is waarin [verdachte] eerder kan worden teruggemeld en eerder kan worden overgegaan tot een volgende stap. [verdachte] heeft meegemaakt hoe het is om vast te zitten en dat heeft indruk op hem gemaakt. De voorwaarden zijn daarom een goede stok achter de deur om [verdachte] gemotiveerd te houden om de gestelde voorwaarden na te leven. Ter zitting heeft JBRA toegelicht dat [verdachte] steeds ouder wordt en hij betere keuzes maakt. Ook werkt hij goed met de hulpverlening mee. Hij doet het goed op school en basketbalt veel. Om die reden adviseert de JBRA om geen enkelband als bijzondere voorwaarde op te leggen, gezien sporten voor hem zo belangrijk is.
De Raadheeft ook geadviseerd een GBM op te leggen. Ter zitting heeft de Raad toegelicht dat zij een GBM passend vinden, omdat het huidige kader onvoldoende is gebleken. De Raad adviseert daarbij voorwaarden overeenkomstig aan de JBRA met als aanvulling een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer. Hoewel [verdachte] positieve stappen maakt, zijn daar net te veel schommelingen in. Een GBM is een strak kader met een forse stok achter de deur waarbij [verdachte] , indien nodig, direct consequenties van zijn gedrag kan ervaren doordat er zogenaamde time-outs (tijdelijke plaatsing in een JJI) ingezet kunnen worden. Een GBM met de duur van een jaar zou een passend juridisch kader zijn om de intensieve, langdurende, ambulante behandeling te waarborgen. Hoewel [verdachte] dagelijks blowt, adviseert de Raad niet om een verslavingsbehandeling op te nemen als voorwaarde in de GBM, omdat er al veel voorwaarden zijn en [verdachte] anders overvraagd zal worden. Op dit moment is blowen voor hem prettig om zijn gedrag te dempen, hij wordt er rustig van.
De rechtbankoverweegt als volgt. In afwijking van de adviezen en de strafeis van de officier van justitie zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een GBM. De rechtbank is van oordeel dat het strakke kader voor het waarborgen van structuur, behandeling en begeleiding ook gewaarborgd kan worden door inzet van een adequaat gebruik van een minder bezwarend alternatief, namelijk in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding. Daarnaast is een GBM niet passend bij onderhavig delict. Gelet op de persoon van verdachte, zijn justitiële documentatie en het feit dat hij in zijn proeftijd is gerecidiveerd, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie - gelijk aan het voorarrest - op zijn plaats. De rechtbank zal aan verdachte ook een voorwaardelijk deel opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een personen. Gelet op de justitiële documentatie van verdachte en de rapportages over de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert €2.204,- aan materiële schadevergoeding en €3.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsmanheeft bepleit dat de vordering niet is onderbouwd. Het is onduidelijk wat de waarde van de gestolen goederen was. Voorts is de zaak waar naar wordt verwezen in de vordering niet te vergelijken met onderhavige zaak. De raadsman verzoekt daarom primair om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de vordering fors te matigen.
De rechtbankoverweegt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij is zijn jas, tas, ketting en AirPods sinds de straatroof kwijt en daarmee is een causaal verband tussen de schade en het bewezenverklaarde. Niet is vast te stellen wat de waarde van deze goederen was ten tijde van de diefstal. Daarom maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en wijst de rechtbank voor alle goederen tezamen €500,- toe. Ook staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op €500,-.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal €500,- en de vordering tot immateriële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal €500,- zal worden toegewezen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 18 maart 2024.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De rechtbank vindt dat verdachte met de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk is.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevinden zich twee vorderingen van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.076887.23 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 9 november 2023 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 78 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens het niet nakomen van de gestelde voorwaarden voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd.
De op 15 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie ziet op het overtreden van de bijzondere voorwaarden en de op 14 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie ziet op het overtreden van de algemene voorwaarden.
Tevens bevindt zich bij de stukken de aktes waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd niet aan de voor hem geldende voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om tenuitvoerlegging te gelasten van een deel van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank is van oordeel dat het niet wenselijk is om verdachte op dit moment terug naar een JJI te sturen en zal daarom het deel van de ten uitvoer te leggen voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie omzetten naar een werkstraf voor de duur van 80 uren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 285a, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde:
eendaadse samenloop van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid of naar geweten een verklaring ten overstaan van een rechter of een ambtenaar af te leggen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 84 (vierentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen,
van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast wegens het niet nakomen van na te melden voorwaarden.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast
onder de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- verblijft bij [instelling] ;
-
naar school gaat volgens rooster;
-
zal meewerken aan begeleiding van en zich houden aan de aanwijzingen door de jeugdreclassering gegeven;
-
zich houdt aan de huisregels van [instelling] en de veiligheidsafspraken die thuis bij moeder gelden;
-
zich houdt aan het weekrooster dat [instelling] met moeder en JB opstelt;
-
meewerkt aan individuele behandeling van De Waag of andere hulpverlening die JB nodig acht;
-
meewerkt aan de systemische behandeling Ouderschap met Liefde en grenzen (OLG) van De Waag;
-
meewerkt aan overige hulpverlening die de jeugdreclasseerder nodig acht;
-
meewerkt aan de begeleiding van de IFA coach of een soortgelijk coachingstraject;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, te weten [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] .
-
inzicht geeft aan [instelling] en moeder in het gebruik van zijn telefoon en social media.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaardendat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, te weten 40 dagen jeugddetentie, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam, d.d. 9 november 2023, gewezen onder parketnummer 13.076887.23, waarbij die jeugddetentie wordt omgezet in een werkstraf, te weten:
werkstraf voor de duur van 80 urensubsidiair 40 dagen jeugddetentie.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij] , toe tot een bedrag van €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor materiële schade en €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op,
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , te betalen de som van €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor materiële schade en €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en A.E. van Montfrans, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Pattiasina, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2024.