Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer vordering tul: 13.076887.23
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Bewezenverklaring
6.Bewijs
7.Strafbaarheid van de feiten
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf en maatregel
- rapport van de Raad van 17 juni 2024 en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting;
- een evaluatie ten behoeve van de inhoudelijke zitting van de JBRA van 14 juni 2024 en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
een jeugddetentie van 84 (vierentachtig) dagen.
30 (dertig) dagen,
van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast wegens het niet nakomen van na te melden voorwaarden.
proeftijd van 2 (twee) jarenvast
onder de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
naar school gaat volgens rooster;
zal meewerken aan begeleiding van en zich houden aan de aanwijzingen door de jeugdreclassering gegeven;
zich houdt aan de huisregels van [instelling] en de veiligheidsafspraken die thuis bij moeder gelden;
zich houdt aan het weekrooster dat [instelling] met moeder en JB opstelt;
meewerkt aan individuele behandeling van De Waag of andere hulpverlening die JB nodig acht;
meewerkt aan de systemische behandeling Ouderschap met Liefde en grenzen (OLG) van De Waag;
meewerkt aan overige hulpverlening die de jeugdreclasseerder nodig acht;
meewerkt aan de begeleiding van de IFA coach of een soortgelijk coachingstraject;
inzicht geeft aan [instelling] en moeder in het gebruik van zijn telefoon en social media.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
werkstraf voor de duur van 80 urensubsidiair 40 dagen jeugddetentie.
[benadeelde partij] , toe tot een bedrag van €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor materiële schade en €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , te betalen de som van €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor materiële schade en €500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.