Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Bewezenverklaring
6.Bewijs
7.Strafbaarheid van de feiten
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straffen en maatregel
- het Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door M.S. Koch, GZ-psycholoog, op 10 juni 2024;
- het meest recente rapport (strafadvies) van de Raad van 19 juni 2024, waarin wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke werkstraf met voorwaarden op te leggen.
- een ter terechtzitting gegeven toelichting van WSS.
10.Beslag
11.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
13.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
een jeugddetentie van 90 (negentig) dagen.
46 (zesenveertig) dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast wegens het niet nakomen van na te melden voorwaarden.
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast
onder de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
dadelijk uitvoerbaarzijn.
een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren.
[benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van €750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen de som van €750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering is.
[benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van €750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen de som van €750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.