ECLI:NL:RBAMS:2024:4761

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
13/151029-24 (EAB 3)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Tunesische opgeëiste persoon

Op 31 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Tunesische opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia. Het EAB, dat op 19 april 2024 is uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss.

Tijdens de zitting op 25 juni 2024 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en op 9 juli 2024 is het onderzoek heropend in afwachting van aanvullende informatie. Op 17 juli 2024 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Tunesische nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld, dat een vonnis van het Hof van Beroep van Venetië betreft, waarin een vrijheidsstraf van 8 maanden is opgelegd.

De rechtbank heeft overwogen dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is en dat de dubbele strafbaarheid niet behoeft te worden getoetst. Tevens is de weigeringsgrond van artikel 11 OLW, betreffende de detentieomstandigheden in Italië, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar is dat de opgeëiste persoon in Italië onmenselijk of vernederend behandeld zal worden. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/151029-24 (EAB 3)
Datum uitspraak: 31 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2024 door
Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in Tunesië op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 25 juni 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juni 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Arabisch-Tunesische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd [2] en de gevangenneming van de opgeëiste persoon bevolen.
Tussenuitspraak 9 juli 2024
Bij tussenuitspraak van 9 juli 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd in afwachting van de ten behoeve van de twee andere aangebrachte – gelijktijdig behandelde – EAB’s opgevraagde aanvullende informatie.
Zitting 17 juli 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 17 juli 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om bij de behandeling van het EAB aanwezig te zijn. De opgeëiste persoon is op de zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon opnieuw onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Tunesische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van 9 november 2021 van het Hof van Beroep van Venetië, definitief op 2 maart 2022, referentienummer 4123/21 Reg. Vonnis.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [4]
Het Openbaar Ministerie bij het Hof van Beroep van Venetië heeft op 15 oktober 2022 een voorziening voor gelijktijdige strafuitvoering uitgevaardigd (nr. SIEP 335/2022). Hierin worden de openstaande vrijheidsstraffen, waaronder de hiervoor vermelde, samengevoegd. De totale resterende vrijheidsstraf bedraagt 6 jaar, 2 maanden en 16 dagen.

4.Tussenuitspraak 9 juli 2024

In de tussenuitspraak van 9 juli 2024 heeft de rechtbank overwogen en geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is en dat het feit dat in het EAB is vermeld, is aangemerkt als een zogenoemd lijstfeit en dat om die reden de dubbele strafbaarheid niet behoeft te worden getoetst. Deze overwegingen en oordelen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

5.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Italië

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in oorspronkelijk zestien Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. [5] Gelet op het meest recente rapport van
the European Committee for the prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 24 maart 2023 en de actuele gegevens van non-gouvernementele organisatie Antigone, geldt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zes van die zestien detentiecentra (Centro Penitenziario Napoli Secondigliano, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Turi, Trani vrouwengevangenis en Nuoro) op dit moment geen algemeen gevaar meer. [6]
Voor het geval de opgeëiste persoon in één van de tien instellingen zal worden gedetineerd waarvan de rechtbank wel een algemeen gevaar heeft aangenomen, verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 30 maart 2021 [7] , waarin het volgende is overwogen:
“De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.”
De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak van 30 maart 2021 geoordeeld dat inmiddels voldoende vaststaat dat de algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig is.
In de algemene detentiegarantie is gegarandeerd dat overgeleverde personen niet zullen worden gedetineerd in de zestien detentiecentra waarvoor de rechtbank eerder een algemeen gevaar heeft aangenomen. [8] De Italiaanse autoriteiten hebben in de bedoelde brieven bevestigd dat deze algemene detentiegarantie geldt voor alle door Nederland overgeleverde personen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garanties, evenmin een reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de tien hiervoor bedoelde detentie-instellingen in Italië onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Het enkele tijdsverloop sinds het moment van het verstrekken van deze garantie is geen aanleiding om niet langer uit te gaan van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie.
Concluderend staat de weigeringsgrond van artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia(Italië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. E. Biҫer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. van Heusden en S. van Gerven, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Rechtbank Amsterdam, 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
6.Rechtbank Amsterdam, 12 april 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2332.
7.Rechtbank Amsterdam, 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.
8.Zie o.a. Rechtbank Amsterdam, 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2039.