ECLI:NL:RBAMS:2024:4797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
AMS 22/2084
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 augustus 2024, in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder haar beroep ingetrokken, omdat verweerder haar tegemoet was gekomen in de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder op 19 juli 2022 heeft gereageerd. Verzoekster heeft hierop op 16 augustus 2022 gereageerd. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.064,-. Verzoekster heeft echter beroep ingesteld omdat zij van mening was dat de vergoeding € 1.082,- had moeten zijn. Verweerder heeft dit later erkend en de vergoeding aangepast.

Verweerder betwist echter dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding, stellende dat er sprake was van een administratieve fout die eenvoudig had kunnen worden gecorrigeerd. Verzoekster daarentegen stelt dat zij het recht heeft om tegen de foutieve berekening in beroep te gaan. De rechtbank volgt verzoekster in haar standpunt en oordeelt dat het in de risicosfeer van verweerder ligt dat er tegen een onjuist besluit een rechtsmiddel wordt aangewend. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan verzoekster, en wijst erop dat verweerder ook het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2084

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2024 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft hier bij de intrekking van haar beroep om verzocht.
1.2.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft op 19 juli 2022 gereageerd. Verzoekster heeft vervolgens op 16 augustus 2022 gereageerd.
1.3.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
2.2.
Met het bestreden besluit van 7 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard en aan verzoekster een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.064,-. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingediend en aangevoerd dat verweerder een proceskostenvergoeding van € 1.082,- had moeten toekennen, omdat een hoger tarief zou gelden. Verweerder heeft vervolgens op 7 juli 2022 een aanvullende beslissing op bezwaar genomen en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.082,-. Verweerder is daarmee tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
2.3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. Volgens verweerder is sprake van een kennelijke administratieve fout, die door middel van één telefoontje of e-mail van de gemachtigde van verzoekster had kunnen worden hersteld en waardoor het beroep en de daarbij gepaarde kosten op eenvoudige wijze hadden kunnen worden voorkomen. Door dit na te laten is gekozen voor een onnodige procedure, waardoor de proceskosten redelijkerwijze niet noodzakelijk waren, aldus verweerder.
2.4.
Verzoekster voert aan dat het haar vrij staat om tegen de fout van verweerder beroep in te stellen bij de rechtbank. Volgens verzoekster volgt uit vaste rechtspraak dat wanneer verweerder in beroep een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid hersteld, een proceskostenvergoeding aan de belanghebbende toekomt. Verzoekster verwijst ook naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 23 juli 2021, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat wanneer er een onjuiste proceskostenvergoeding wordt toegekend, het de belanghebbende vrijstaat om daartegen in beroep te gaan.
2.5.
De rechtbank volgt verzoekster in haar standpunt. Verzoekster mag ervoor kiezen om in beroep te gaan tegen de foutieve berekening van de proceskostenvergoeding van verweerder. Het ligt in de risicosfeer van verweerder dat tegen een onjuist besluit een rechtsmiddel wordt aangewend. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoekster gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,25). De rechtbank hanteert een wegingsfactor 0,25, omdat sprake was van een evidente misslag in de berekening van de (proces)kostenvergoeding (toepassing van een onjuist tarief per punt). [3]
2.6.
De rechtbank wijst verweerder er op dat hij verplicht is aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [4] Verzoekster moet zich hiervoor tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Met deze wegingsfactor sluit de rechtbank aan bij de richtsnoeren proceskostenvergoeding van de gerechtshoven. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315.
4.Artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.