In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 augustus 2024, in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder haar beroep ingetrokken, omdat verweerder haar tegemoet was gekomen in de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder op 19 juli 2022 heeft gereageerd. Verzoekster heeft hierop op 16 augustus 2022 gereageerd. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.064,-. Verzoekster heeft echter beroep ingesteld omdat zij van mening was dat de vergoeding € 1.082,- had moeten zijn. Verweerder heeft dit later erkend en de vergoeding aangepast.
Verweerder betwist echter dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding, stellende dat er sprake was van een administratieve fout die eenvoudig had kunnen worden gecorrigeerd. Verzoekster daarentegen stelt dat zij het recht heeft om tegen de foutieve berekening in beroep te gaan. De rechtbank volgt verzoekster in haar standpunt en oordeelt dat het in de risicosfeer van verweerder ligt dat er tegen een onjuist besluit een rechtsmiddel wordt aangewend. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan verzoekster, en wijst erop dat verweerder ook het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden.