ECLI:NL:RBAMS:2024:4835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10943818 \ CV EXPL 24-1846
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gedogen van snoeien van een hazelaar in de tuin van huurder afgewezen wegens geen onrechtmatige hinder

In deze bodemzaak vorderde de verhuurder, Woningstichting Eigen Haard, dat de huurder zou gedogen dat een hazelaar in haar tuin werd gesnoeid. De verhuurder stelde dat de boom hinder veroorzaakte voor de buurvrouw van de huurder. De huurder, die de woning huurt sinds 15 november 2012, verweerde zich door te stellen dat de buurvrouw geen onrechtmatige hinder ondervond van de hazelaar. De kantonrechter oordeelde dat de hinder die de buurvrouw ervaart niet onrechtmatig is. De huurder had de hazelaar bij aanvang van de huurovereenkomst al op een hoogte van circa 7 meter en de buurvrouw had pas jaren later geklaagd. De kantonrechter concludeerde dat de verhuurder niet voldoende bewijs had geleverd dat de hazelaar het uitzicht van de buurvrouw belemmerde. De vorderingen van Eigen Haard werden afgewezen en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10943818 \ CV EXPL 24-1846
Vonnis van 4 juli 2024
in de zaak van
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eigen Haard,
gemachtigde: mr. K.M.E. Ritzen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 februari 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 2 mei 2024,
- dagbepaling mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2024. Eigen Haard is vertegenwoordigd door [naam 1] (technisch adviseur), vergezeld door de gemachtigde (bedrijfsjurist). [gedaagde] is vertegenwoordigd door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 15 november 2012 de woning aan de [adres] (hierna: de woning) van Eigen Haard.
2.2.
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden Woonruimte van 1 oktober 2008 van Eigen Haard (hierna: de algemene voorwaarden). Daarin is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
Artikel 14
Verhuurder levert uw tuin in goede staat op. U onderhoudt uw tuin vervolgens
behoorlijk.
Privé-tuin(…)
3. De tuin wordt bij aanvang van de huurovereenkomst in deugdelijke staat opgeleverd. Beplanting en onkruid zijn ingekort en uitgedund en bomen, heggen of struiken zijn gesnoeid.
4. De huurder onderhoudt de tuin behoorlijk.
5. De huurder:
(…)
b. zorgt ervoor dat het uitzicht van omwonenden niet wordt belemmerd en laat daarom bomen niet hoger dan 3 meter en andere beplantingen niet hoger dan 2 meter worden;
(…)
i. houdt bomen, struiken of heggen bij en snoeit deze;
(…)
6. De huurder volgt de instructies van verhuurder op. Huurder gebruikt de tuin in alle gevallen met inachtneming van de bepalingen van het burenrecht in het Burgerlijk Wetboek.
(…)”
2.3.
De buurvrouw van [gedaagde] , wonend op nummer 22 (hierna: de buurvrouw), heeft in augustus 2021 een klacht ingediend bij de Geschillencommissie van Eigen Haard over het nalaten van Eigen Haard om op te treden tegen het schenden door [gedaagde] van haar plicht om een hazelaar in haar tuin te snoeien. Deze klacht is op 3 juni 2022 gegrond verklaard.
2.4.
In opdracht van Eigen Haard is op 7 juni 2022 de hazelaar in de tuin van [gedaagde] door de firma Van der Toll gesnoeid. Tijdens het snoeien is geen toezicht gehouden door medewerkers van Eigen Haard.
2.5.
Op 22 februari 2023 heeft de buurvrouw opnieuw een klacht ingediend bij de Geschillencommissie van Eigen Haard over het snoeien van de hazelaar in de tuin van [gedaagde] . Deze procedure is aangehouden.
2.6.
Bij brief van 6 april 2023 heeft de gemachtigde van Eigen Haard aan [gedaagde] bericht dat Eigen Haard bereid is om op haar kosten de bomen en andere beplanting in de tuin van [gedaagde] door de firma Van der Tol te laten snoeien conform het bepaalde in de bij de huurovereenkomst behorende algemene voorwaarden.
2.7.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft in een e-mailbericht van 13 april 2023 aan Eigen Haard geschreven dat [gedaagde] niet instemt met het inkorten van de hazelaar in haar tuin naar een hoogte van 3 meter, omdat (i) de hazelaar bij aanvang van de huurovereenkomst al de hoogte in kwestie had, (ii) Eigen Haard er eerder wel mee heeft ingestemd dat de hoogte zoals deze was bij aanvang van de huurovereenkomst werd aangehouden, (iii) Eigen Haard andere huurders wel toestaat bomen/beplanting te hebben die hoger zijn dan hetgeen is bepaald in artikel 14 lid 5 sub b van de algemene voorwaarden en (iv) [gedaagde] vermoedt dat een buurvrouw heeft geklaagd over een gebrek aan lichtinval, terwijl de zon in de zomer hoog genoeg staat om ruim licht door te laten en de hazelaar in de winterperiode geen bladeren heeft, zodat de zon er eenvoudig doorheen kan schijnen.
2.8.
De gemachtigde van Eigen Haard heeft in een reactie van 21 april 2023 geschreven dat (i) de hoogte van de beplanting bij aanvang van de huurovereenkomst niet meer valt te achterhalen, (ii) Eigen Haard eerder geen toezicht heeft gehouden op het snoeien in de tuin van [gedaagde] en geen genoegen neemt met de toen gesnoeide hoogte van de beplanting, (iii) Eigen Haard gehouden is om meldingen van omwonenden dat zij onrechtmatige hinder ondervinden door beplanting in een tuin te onderzoeken en zo nodig naleving van de algemene voorwaarden over het onderhoud van de tuin af te dwingen en (iv) een andere huurder van Eigen Haard heeft gevraagd om conform de algemene voorwaarden te handhaven op de overlast die zij ondervindt van de overmatige beplanting in de tuin van [gedaagde] , zowel in hoogte als in afstand tot de erfgrens.
2.9.
[naam 2] van Nationale Bomenbank Noord-Holland B.V. (hierna: [naam 2] ) is in opdracht van Eigen Haard gaan kijken bij de tuin van [gedaagde] van buitenaf en heeft de volgende foto van de hazelaar gemaakt:
Hij schrijft in een e-mailbericht van 12 september 2023 aan Eigen Haard dat het gaat om 1 of meerdere hazelaars van circa 7 meter hoog. De rode pijl betreft de hazelaar in de tuin van [gedaagde] en de blauwe pijl betreft een boompje in de tuin van de buren van [gedaagde] op nummer 18. [naam 2] schrijft verder dat het om een heester gaat, die eigenlijk niet onder de boomvormers valt.
2.10.
[gedaagde] en de buurvrouw zijn sinds 2021 in een burenruzie met elkaar verwikkeld.

3.Het geschil

3.1.
Eigen Haard vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, samengevat:
3.1.1.
[gedaagde] te veroordelen om op eerste verzoek medewerking te verlenen aan het
laten snoeien, door Eigen Haard ingeschakelde derden, van de hazelaar(s) in de tuin van de woning tot een hoogte van twee meter en deze werkzaamheden te gedogen,
3.1.2.
indien [gedaagde] weigert medewerking te verlenen aan het onder 3.1.1. gevorderde,
[gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de tuin van de woning tijdelijk en/of gedeeltelijk te ontruimen voor de duur van de onder 3.1.1. genoemde
werkzaamheden, zodat Eigen Haard in de gelegenheid wordt gesteld tot het laten snoeien van de hazelaar(s), welke ontruiming zo nodig op kosten van [gedaagde] door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm,
3.1.3.
[gedaagde] te veroordelen om onderhoud te verrichten aan de hazelaar(s) waardoor de hazelaar(s) niet hoger dan twee meter worden, op verbeurte van een dwangsom,
3.1.4.
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
3.2.
Eigen Haard stelt daartoe dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen op grond van de bij de huurovereenkomst behorende algemene voorwaarden door geen medewerking te verlenen aan het op kosten van Eigen Haard laten snoeien van de hazelaar in haar tuin en de instructies van Eigen Haard op dit punt niet op te volgen. Eigen Haard kan niet meer achterhalen hoe de hazelaar er uit zag bij aanvang van de huurovereenkomst. In 2022 heeft Eigen Haard geen toezicht gehouden en is de hazelaar op aandringen van [gedaagde] maar beperkt terug gesnoeid. De buurvrouw heeft in de klacht aan de Geschillencommissie geschreven dat de hazelaar het uitzicht ontneemt en voor schaduw in de avond zorgt in de tuin, woonkamer en bovengelegen kamer. Eigen Haard onderneemt actie indien een omwonende dat op goede gronden van haar verlangt. Gelet op de klachten van de buurvrouw is Eigen Haard daartoe genoodzaakt, omdat objectief sprake is van hinder/overlast.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer dat de buurvrouw geen overlast kan hebben van de hazelaar in de tuin van [gedaagde] , omdat zij in de zomer de hele dag zon heeft. In de winter heeft de hazelaar geen bladeren, zodat er sowieso voldoende licht door de takken kan schijnen. Eigen Haard heeft ook niet gesteld waaruit de overlast zou bestaan. In de algemene voorwaarden is bepaald dat het uitzicht van omwonenden niet mag worden belemmerd, maar daarover heeft Eigen Haard niets gesteld. Eigen Haard kan niet volstaan met een verwijzing naar een (anonieme) klacht van een buurvrouw. [gedaagde] is juist in de woning komen wonen omdat de hazelaar een al te grote inkijk in haar woning voorkomt. Uit foto’s van [gedaagde] blijkt dat de hazelaar bij aanvang van de huurovereenkomst al de maximale hoogte van circa 7 meter had bereikt, terwijl de buurvrouw pas in augustus 2021 een klacht heeft ingediend. De vordering tot snoeien is daarom al lang verjaard (artikel 3:307 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Ook is sprake van rechtsverwerking vanwege de in 2022 namens Eigen Haard gesnoeide hoogte van de hazelaar.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat eigenaren van naburige erven een zekere mate van hinder van elkaar te dulden hebben. Dit geldt temeer wanneer zij wonen in een boomrijke wijk in een stedelijk gebied. De aanwezigheid van bomen komt het leefklimaat ten goede en is daarmee in het algemeen belang. Daarom dient de hinder voldoende ernstig te zijn, om de conclusie te kunnen dragen dat sprake is van een onrechtmatige situatie, waartegen Eigen Haard moet optreden. Daarbij geldt dat de verplichting van de huurder om beplantingen, zoals de hazelaar, niet hoger dan 2 meter te laten worden in de algemene voorwaarden is opgenomen expliciet om ervoor te zorgen dat het uitzicht van omwonenden niet wordt belemmerd. Eigen Haard heeft daarover toegelicht dat zij alleen actie onderneemt indien een omwonende dat op goede grond van haar verlangt, zoals in dit geval de buurvrouw heeft gedaan. Nu niemand daarover klaagt, mag de hazelaar die voor de woning op nummer 18 staat (op de foto met de blauwe pijl aangegeven) daarom haar hoogte wel houden. Tegen deze achtergrond dient Eigen Haard op grond van artikel 150 Rv te stellen en te bewijzen dat de hazelaar het uitzicht van de buurvrouw belemmert of onrechtmatige hinder veroorzaakt omdat de hazelaar bij de buurvrouw voor schaduw in de avond zorgt.
4.2.
Noch op grond van het e-mailbericht van [naam 2] noch uit de foto’s die door Eigen Haard in het geding zijn gebracht en zijn getoond op de zitting kan worden vastgesteld dat de hazelaar de buurvrouw het uitzicht ontneemt. De hazelaar is achterin de tuin van [gedaagde] gelegen en bevindt zich dus slechts schuin achter en op enige afstand van de woning van de buurvrouw. Op basis van het verweer van [gedaagde] had Eigen Haard nader moeten onderbouwen en inzichtelijk moeten maken in hoeverre het uitzicht van de buurvrouw door de hazelaar wordt belemmerd. Dat geldt temeer nu [gedaagde] onvoldoende weersproken heeft gesteld dat de hazelaar bij aanvang van de huurovereenkomst al een hoogte had van circa 7 meter, terwijl de buurvrouw kennelijk pas jaren later voor het eerst heeft geklaagd over de hazelaar. De gestelde belemmering van het uitzicht is dus niet komen vast te staan.
4.3.
De hinder die de buurvrouw volgens Eigen Haard door de aanwezigheid van de hazelaar ervaart, is vervelend voor haar, maar is naar het oordeel van de kantonrechter niet onrechtmatig te noemen. Het is fijn om zon in de tuin te hebben, maar het enkele feit dat de buurvrouw door de aanwezigheid van de hazelaar in de avond zon in de tuin moet missen, maakt nog niet dat van onrechtmatige hinder sprake is. Eigen Haard heeft het verweer dat de buurvrouw in de zomer de hele dag zon heeft en dat in de winter voldoende licht door de takken van de hazelaar kan schijnen onvoldoende weersproken. Van beperkte lichtinval in de woning van de buurvrouw door de aanwezigheid van de hazelaar is verder evenmin gebleken. Dat sprake is van onrechtmatige hinder is dan ook onvoldoende komen vast te staan.
4.4.
Het aanbod van Eigen Haard om bewijs te leveren door middel van een verklaring van de buurvrouw omtrent de door haar ervaarde hinder van de hazelaar is niet ter zake dienend en wordt daarom gepasseerd. Een dergelijke verklaring levert immers geen objectief bewijs op van de gestelde belemmering van het uitzicht van de buurvrouw en de gestelde onrechtmatige hinder.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen worden afgewezen. Eigen Haard is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
68,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
476,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Eigen Haard af,
5.2.
veroordeelt Eigen Haard in de proceskosten van € 476,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Eigen Haard niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Sissing, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
33806