ECLI:NL:RBAMS:2024:4873
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking tijdelijke exploitatievergunning terrasuitbreiding door burgemeester Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf], een horecaonderneming in Amsterdam, en de burgemeester van de gemeente Amsterdam. De burgemeester had op 2 mei 2022 de tijdelijke uitbreiding van de exploitatievergunning voor het terras van [bedrijf] ingetrokken, met als reden de toegenomen drukte in het gebied en de noodzaak om de openbare ruimte te beschermen. [bedrijf] heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat de intrekking onterecht was en dat zij procesbelang had, omdat de intrekking hen schade had berokkend in de vorm van gederfde inkomsten.
De rechtbank heeft de argumenten van [bedrijf] beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende procesbelang was om de zaak inhoudelijk te behandelen. De rechtbank overwoog dat de burgemeester de tijdelijke uitbreiding van de vergunning had verleend onder de voorwaarde dat deze tijdelijk was en dat intrekking mogelijk was als de druk op de openbare ruimte toenam. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat de toenemende drukte in het gebied een ontoelaatbare druk op de openbare ruimte veroorzaakte en dat de intrekking van de vergunning gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van [bedrijf] ongegrond verklaard, waardoor de intrekking van de exploitatievergunning in stand bleef. [bedrijf] kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om maatregelen te treffen ter bescherming van de openbare ruimte, vooral in het licht van de Covid-19-pandemie en de tijdelijke aard van de vergunningen.