ECLI:NL:RBAMS:2024:4946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
AMS 23/5581
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over kinderopvangtoeslagaffaire en dwangsom

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, die in Amsterdam woont, had eerder op 28 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen een beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen van 6 april 2022. De rechtbank had op 6 februari 2024 het beroep kennelijk gegrond verklaard, omdat de Belastingdienst niet tijdig op het bezwaar had beslist. De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij verzocht om op een zitting te worden gehoord. De zitting vond plaats op 26 juni 2024, waarbij de opposant werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Kartal, en de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door mr. D. van der Wal.

In de beschikking van 6 april 2022 had de Belastingdienst beslist dat de opposant niet kwalificeert als gedupeerde ouder in de kinderopvangtoeslagaffaire. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 27 januari 2023, waarin de Belastingdienst werd opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen, heeft de opposant opnieuw beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in de verzetprocedure beoordeeld of het eindoordeel van de buiten-zittingsuitspraak terecht was en of deze buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de verzetsgronden van de opposant geen reden vormden om te oordelen dat de eerdere uitspraak niet buiten zitting kon worden gedaan. Het verzet werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak niet verandert. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen reden is voor een hoger bedrag aan dwangsom, zoals door de opposant was voorgesteld, en dat de opgelegde dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- voldoende was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[opposant] , te Amsterdam, opposant

(gemachtigde: mr. M. Kartal)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. D. van der Wal).

Procesverloop

Opposant heeft op 28 september 2023 voor een tweede maal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen een beschikking van 6 april 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 kennelijk gegrond verklaard.
Opposant heeft verzet ingesteld.
Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2024. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich digitaal laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. In zijn beschikking van 6 april 2022 heeft verweerder beslist dat opposant niet kwalificeert als gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire. Opposant heeft op
18 mei 2022 een bezwaarschrift hiertegen ingediend.
2. Nadat opposant op 2 november 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar, heeft de rechtbank verweerder met een uitspraak van 27 januari 2023 (zaaknummer 22/5233) opgedragen om uiterlijk op 27 februari 2023 een besluit op het bezwaar te nemen. De rechtbank heeft daarbij een dwangsom opgelegd van
€ 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
3. Op 28 september 2023 is opposant opnieuw in beroep gegaan wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. Verweerder heeft met een brief van 26 oktober 2023 verweer gevoerd. De rechtbank heeft ook in deze tweede beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard omdat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om uiterlijk zes weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. De rechtbank heeft daarbij een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag met een maximum van €15.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
4. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittingsuitspraak terecht heeft geoordeeld dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.
5. Opposant heeft niet betwist dat het eindoordeel van de buiten-zittingsuitspraak een gegrond beroep zou moeten zijn. Opposant voert alleen aan dat de rechtbank ongemotiveerd een dwangsom heeft opgelegd van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. Nu verweerder ondanks de gerechtelijke dwangsom geen gehoor heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank meent opposant dat een hogere dwangsom van €250,- per dag met een maximum van €37.500,- gerechtvaardigd is. Daarnaast meent opposant dat de rechtbank verweerder een te lange beslistermijn heeft gegeven.
6. De verzetsgronden vormen geen reden om te oordelen dat niet buiten zitting uitspraak kon worden gedaan. Het eindoordeel in de buiten-zittingsuitspraak van
6 februari 2024, namelijk dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond is, staat buiten redelijke twijfel. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de vraag of de opgelegde rechterlijke dwangsom te laag is of onvoldoende is gemotiveerd.
7. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittingsuitspraak niet verandert.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Hansen-Löve, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.