ECLI:NL:RBAMS:2024:5747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/13/727522 / FA RK 22-8293
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning en gezamenlijk gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2024 een beschikking gegeven betreffende vervangende toestemming tot erkenning van twee minderjarigen door de man, die een verblijfsvergunning heeft. De vrouw, met een onbekende nationaliteit, heeft geen verweer gevoerd tegen de vervangende toestemming en het gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker is van de minderjarigen en dat de erkenning niet samen geregeld kon worden, wat de noodzaak voor een rechterlijke beslissing onderstreept. De rechtbank heeft de man toestemming verleend om de minderjarigen te erkennen en gezamenlijk gezag over hen uit te oefenen. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarigen één weekend per veertien dagen bij de man verblijven. De bijzondere curator is ontslagen van zijn taken, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/727522 / FA RK 22-8293 (COH/KL)
Beschikking van 4 maart 2024 betreffende vervangende toestemming tot erkenning
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J. van Ommeren,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.J. Gebuijs te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Mr. R.T.P.H. Jacobs,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarigen,
hierna te noemen de bijzondere curator.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de man, ingekomen op 27 december 2022;
  • de beschikking van deze rechtbank van 5 april 2023, waarbij mr. R.T.P.H, Jacobs is benoemd tot bijzondere curator;
  • de reactie van de bijzondere curator, ingekomen op 11 juli 2023;
  • heet F9-formulier van de man, ingediend op 30 augustus 2023;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingediend op 23 oktober 2023;
  • het F9-formulier van de man, ingediend op 17 januari 2024;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingediend op 17 januari 2024;
  • het F9-formulier van de bijzondere curator, ingediend op 18 januari 2024;
1.2.
Partijen hebben verzocht de zaak af te doen op basis van de stukken. Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
De vrouw en de man hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is beëindigd.
2.2.
Uit de vrouw is geboren:
  • [minderjarige 1] ,
  • [minderjarige 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2014.
2.3.
De vrouw is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag.
2.4.
Blijkens de registratie in de basisregistratie personen heeft de vrouw een onbekende nationaliteit. De man heeft de Eritrese nationaliteit. De man heeft een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd.

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de minderjarigen één weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend voor school bij de man zullen verblijven, waarbij de man hen op school ophaalt en daar terugbrengt;
II. de man vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van de minderjarigen;
III. te bepalen dat de man tevens wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
3.2.
De vrouw voert geen verweer meer ten aanzien van de vervangende toestemming erkenning en het gezag. Ten aanzien van de zorgregeling verzoekt de vrouw de rechtbank te bepalen dat de minderjarigen één weekend per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man zullen verblijven, waarbij de man hen ophaalt en terugbrengt bij de vrouw thuis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vervangende toestemming erkenning
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht te oordelen over het onderhavige verzoek, nu de man, de vrouw en de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.2.
Ingevolge artikel 10:95, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt de vraag of erkenning door een man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, in beginsel bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. Indien volgens het nationale recht van die persoon erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Ingevolge artikel 10:95, vierde lid, BW is bepalend het tijdstip van de erkenning.
4.3.
Ingevolge artikel 10:17 BW wordt de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, van een vreemdeling aan wie een verblijfsdocument is afgegeven waarop een aantekening als bedoeld in artikel 45c van die wet is geplaatst, alsmede van een vreemdeling die een overeenkomstige verblijfsstatus in het buitenland heeft verkregen, beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats.
4.4.
De man heeft een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet. De vraag of erkenning door de man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind wordt dus, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het Nederlandse recht.
4.5.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht van toepassing is op de toestemming van de vrouw tot de erkenning. Artikel 10:95 lid 3 BW bepaalt dat het recht van toepassing is van de staat waarvan de moeder de nationaliteit bezit. Ingevolge artikel 10:95, vierde lid, BW is bepalend het tijdstip van de toestemming.
4.6.
De rechtbank stelt vast dat, zoals hiervoor is overwogen, onduidelijk is welke nationaliteit de vrouw bezit. Ingevolge artikel 10:16 BW geldt, indien het nationale recht van een natuurlijke persoon van toepassing is en de betrokken persoon staatloos is of zijn nationaliteit kan niet worden vastgesteld, als zijn nationale recht het recht van de staat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft. Nu de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is Nederlands recht van toepassing op de (vervanging van de) toestemming van de vrouw voor de erkenning.
Inhoudelijke beoordeling
4.7.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de vervangende toestemming voor de erkenning door de man. Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van de minderjarigen. Omdat het partijen tot op heden, ondanks verschillende afspraken bij de gemeente, niet is gelukt om de erkenning samen te regelen, is de rechtbank van oordeel dat de man belang heeft bij een rechterlijke beslissing. Dit is ook in het belang van de minderjarigen. Dat is eveneens het standpunt van de bijzondere curator. In het licht van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank een DNA-(verwantschaps)onderzoek niet nodig. De rechtbank zal het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarigen toewijzen. De bijzondere curator zal worden ontslagen van zijn taken.
Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.8.
Op grond van artikel 7 Brussel II-ter zijn ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt. Dit leidt ertoe dat de rechtbank rechtsmacht toekomt in deze zaak.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is te beslissen op het verzoek omtrent het gezag zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op dit verzoek worden toegepast.
Inhoudelijke beoordeling
4.9.
Partijen hebben eveneens overeenstemming bereikt over het gezag. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek om gezamenlijk gezag van de man toewijzen.
Zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.10.
Ook hier geldt dat de rechtbank rechtsmacht toekomt in deze zaak, op grond van artikel 7 Brussel II-ter.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 zal Nederlands recht op dit verzoek worden toegepast.
4.11.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de zorgregeling. De minderjarigen zullen één weekend per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de minderjarigen ophaalt en terugbrengt naar de vrouw. De rechtbank zal dit dan ook bepalen.

5.De beoordeling

5.1.
geeft de man toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek om
  • [minderjarige 1] ,
  • [minderjarige 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2014
te erkennen;
5.2.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente] ;
5.3.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
5.4.
belast, onder de opschortende voorwaarde dat de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de man een feit is, de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over hun minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] ,
  • [minderjarige 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2014
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
5.5.
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden: de man de voornoemde minderjarigen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij zich heeft.
5.6.
verklaart de beslissing over het gezag en de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.E. Luijckx, griffier, op 4 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).