ECLI:NL:RBAMS:2024:5840
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 1.046.000,-, die volgens hem te hoog was. Eiser stelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte was uitgegaan van een woonoppervlakte van 142 m2, terwijl deze volgens hem 133 m2 moest zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld en vastgesteld dat de oppervlakte van de woning niet langer in geschil was, aangezien ook de heffingsambtenaar nu uitging van een oppervlakte van 138 m2. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet hoger was vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, maar dat de heffingsambtenaar wel het griffierecht van € 51,- aan eiser moest vergoeden. Eiser kreeg geen vergoeding voor zijn proceskosten, omdat hij al kosten had vergoed gekregen in een ander gelijktijdig behandeld beroep. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.